Kinderrechten hebben nog een weg af te leggen in Suriname

Gisteren is wereldwijd herdacht de Internationale Dag voor Rechten van het Kind. Rond deze dag wordt er extra aandacht besteed aan het Kinderrechtenverdrag. Dit verdrag is geratificeerd door Suriname en het ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting is verantwoordelijk om over de uitvoering van deze internationale overeenkomst rapportage te plegen aan de Verenigde Naties. Maar als we kijken naar de rechten van het kind dan zijn bijna alle ministeries belast met de uitvoering van delen van het Kinderrechtenverdrag. In Suriname hebben kinderen een moeilijke tijd. Er is vanuit de overheid weinig hulp aan huishoudens die in nood zijn. Zo komt het nog in Suriname veelvuldig voor dat vooral jongens drop-outs worden en de school vroegtijdig verlaten. We zien deze ontwikkeling vanaf het voj-niveau en naarmate wij hogerop in het onderwijs klimmen zien we dat de gap groter wordt tussen de vrouwen/meisjes en de mannen/jongens. Er is vanuit overheidszijde weinig hulp voor de jongens, zodat ze in het onderwijsproces blijven. Ook komt het nog voor, bijvoorbeeld in het binnenland, dat kinderen zich bezighouden met kinderarbeid. Over het algemeen is het zo dat kinderen pas aan kinderarbeid doen als er sprake is van armoede. Als we de debatten goed hebben gevolgd dan is het inmiddels wettelijk verplicht dat de overheid na onderzoek huishoudens financiële bijstand verlenen indien armoede heeft geleid tot kinderarbeid. In Suriname schijnt er nog veel sprake te zijn van kindermishandeling. Deze mishandeling vindt plaats door een stevige pak slaag waarin delen van de bevolking nog blijven geloven. Ook zien wij dat er in rechtsprocessen waar kinderen slachtoffer zijn geworden van zedendelicten, er nog geen bescherming is van de slachtoffers tegen advocaten die pleiten voor de daders en daarbij de ethische codes niet in acht nemen die moeten gelden in strafzaken waarin kinderen betrokken zijn. We hebben recent gemerkt dat er bijvoorbeeld in het district Nickerie kinderen zelfmoord hebben gepleegd. Er is al een hele een kinderhulptelefoonlijn (123) in werking, maar het is onbekend wat het effect van deze kindertelefoonlijn is. We hebben hier altijd gepleit voor de investering in kinderen. Er zijn nog kinderen die te maken hebben met ondervoeding, verwaarlozing en honger. We zijn voorstander geweest van het uniforme systeem van de naschoolse opvang, ook omdat er voeding werd verstrekt aan alle kinderen. Daarmee was ten minste het probleem van de honger en ondervoeding voor een deel van de kinderen opgelost. We pleiten rond deze dag ook voor de kinderen van het binnenland, dat ze onderwijs mogen genieten dat op zijn minst gelijk is aan de kwaliteit van het onderwijs in het stedelijk gebied. Ten slotte willen wij rond deze dag benadrukken het lot van de kinderen die in tehuizen opgroeien. Het is sinds enkele jaren steeds moeilijker geworden voor de stichtingen die kinderen opvangen, om de tehuizen te runnen. De overheidshulp is steeds moeilijker geworden en subsidies worden moeilijk verleend, terwijl hetgeen de stichtingen doen door de regering gedaan had moeten worden.

In het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties staan afspraken over hoe landen met kinderen en jongeren moeten omgaan en waar kinderen en jongeren recht op hebben. Het Kinderrechtenverdrag gaat over alles waar kinderen en jongeren mee te maken kunnen krijgen, vanaf hun geboorte tot aan hun achttiende verjaardag. Het gaat over school, wonen, gezondheid, geloof, ouders en vrienden. Maar het gaat ook over kindermishandeling, kinderarbeid, oorlog en scheiding van ouders.   In het verdrag staan 54 artikelen (afspraken). Artikel 1 tot en met 41 gaan over de rechten van het kind. De andere artikelen, 42 tot en met 54, gaan over het verdrag zelf. Er zijn aan het verdrag ook twee extra teksten toegevoegd over problemen waar kinderen en jongeren wereldwijd mee te maken kunnen hebben: één over kinderen in gewapende conflicten (denk aan kindsoldaten), en één over de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie. Een persoon die jonger dan achttien jaar is, is een kind. Alle kinderrechten gelden voor alle kinderen, waar je ook vandaan komt. De overheid moet er alles aan doen om kinderen te beschermen tegen discriminatie en moet haar

best doen om te zorgen dat kinderen gebruik kunnen maken van hun rechten.

Als er iets geregeld wordt voor een kind, moet altijd eerst gekeken worden naar wat voor dat kind goed is. Als ouders – of anderen die voor kinderen zorgen – het kind niet goed (kunnen) verzorgen, dan moet de overheid het kind en de ouders helpen, staat in het Kinderrechtenverdrag. De overheid moet er alles aan doen om te zorgen dat kinderen ook echt gebruik kunnen maken van hun rechten. De ouders en anderen helpen het kind bij zijn of haar rechten. De ouders en anderen moeten goed voor het kind zorgen. Zij moeten zorgen voor goed eten, een goed huis en dat het kind naar school kan gaan. Als de ouders het niet goed doen, dan

moet de overheid helpen. In Suriname is aan te bevelen dat een kinderombudsman/vrouw in het leven wordt geroepen. Deze ombudsman/vrouw dient bij wet te zijn ingesteld. De taken en verantwoordelijkheden en de onafhankelijkheid zijn dan in de wet geregeld alsook het bureau dat hem/haar ondersteunt.

error: Kopiëren mag niet!