Het roer moet om

De afgelopen weken heb ik mij verdiept in het drie maanden geleden (augustus, 2020) uitgekomen boek van Ivan Fernald. Het boek getiteld:  “Het roer moet om, actieplannen voor beter onderwijs”,  komt op een goed moment.

In het enkele maanden geleden aangetreden nieuwe kabinet, is de onderwijsportefeuille in handen gegeven van een minister uit de gelederen van de NPS, de Nationale Partij Suriname, waar ook Fernald lid van is. Wat zou dan mooier zijn dan als het boek in handen van een partijgenoot werd gelegd?

De auteur zegt zelf dat hij geen onderwijswetenschapper is, maar toch bewijst hij met dit boek dat hij als een ervaren pragmaticus het hart op de juiste plaats heeft en dat hij goed heeft nagedacht over waar de schoen wringt. Jammer dat bij de introductie mijn naam niet correct is geschreven, maar dat mag de pret niet drukken.  

Het is een alleszins leesbaar boek geworden, met goed taalgebruik, een prettige schrijfstijl en gezet in een al even prettig leesbaar lettertype, alles verpakt in het handzame A5-formaat.

Het boek beslaat 5 hoofdstukken verdeeld over 362 pagina’s. De druk is goed verzorgd en het doet mij een genoegen te constateren dat we in Suriname de vakkennis hebben om dergelijke educatieve boeken te produceren. De hoofdstukken bevatten zeer praktische adviezen en er is zelfs een hele bijlage gewijd aan een uitgewerkt actieplan voor het onderwijs.

Een wetenschappelijk werk is het niet geworden, dat pretendeert de schrijver ook niet. Daarvoor zouden vakliteratuur en gerichte bronnen moeten worden geraadpleegd. Kranten en nieuwswebsites zijn het referentiekader voor dit boek. Maar het boek is zeker een aanwinst voor mensen die een snelle inkijk willen hebben in de dagelijkse onderwijsproblemen waar Suriname mee worstelt. Onderwijs is van de samenleving en niet van de overheid; wat voor de klas gebeurt is geen staatstaak, maar van de hele samenleving.

Inhoud boek

De schrijver kiest voor een starthoofdstuk dat te maken heeft met de vakbonden in het onderwijs. In dit hoofdstuk wordt aangegeven dat er iets fundamenteels mis is met de samenwerking tussen de vakbonden en het ministerie (MINOWC). Ik mis toch de analyse van democratiseringsprocessen in het onderwijs zelf. Het probleem ligt volgens mij veel dieper. Juist binnen scholen moet de medezeggenschap in beleid van leerkrachten worden opgevoerd. Het HRM-beleid op scholen deugt niet en het mutatie- en bevorderingsbeleid vanuit het MINOWC is onvoldoende transparant en dan krijg je dus belangenverstrengeling en rolverwarring van individuen door de vele onderwijsbonden. Fernald gelooft in een convenant waarin het partnerschap tussen het ministerie en de onderwijsbonden wordt vastgelegd. Het centralistisch gedrag vanuit het ministerie moet plaatsmaken voor het poldermodel, waarbij de minister over plannen overleg pleegt met de betrokken actoren en adviesorganen. Fernald gelooft in een SNOR (Strategische Nationale Onderwijsraad). Dat wordt lastig, want opeenvolgende ministers houden niet van evidence-based onderwijsbeleid. Is men dan bereid te gaan luisteren naar adviezen van weer een adviesorgaan? Kijk naar het lot van de SER. Een deskundig bezette SNOR zal onderwijsonderzoek inzetten om de adviezen te onderbouwen. Maar goed, wat er niet is kan altijd nog komen.

In Hoofdstuk 2, bijna 120 pagina’s illustreert de schrijver met onderbouwde data de inefficiëntie in het onderwijs. Jammer, een veel te zwaar aangezet hoofdstuk voor de lezer, maar wel met zinvol statistisch materiaal.

Aan bod komen verschillende thema’s als zittenblijvers, rendementscijfers van GLO, MULO, HAVO en VWO. Ook het rekenonderwijs komt aanbod, vitaal vak in de basisvorming dat grondige vernieuwing behoeft.

Niet dat wij het niet wisten, maar als voor ons weer data en grafieken op een rij worden gezet word je er droevig van.

In een soortgelijk omvangrijk Hoofdstuk 3 gaat de schrijver in op de moeizame weg van onderwijsvernieuwingen. Dit illustreert hij goed aan de hand van voorbeelden in de Surinaamse praktijk. Daarna volgt een afwijkend thema in dit hoofdstuk.

Fernald is een fervent voorstander van een waardering geven aan Surinaamse figuren die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor het onderwijs, maar het risico is groot dat dan een niet volledige lijst wordt geproduceerd. Hij noemt ze markante persoonlijkheden en coryfeeën.

Hoe objectief kun je meten wat personen werkelijk hebben gepresteerd voor het onderwijs?

Wat ik mis is een bondige samenvatting van waarom onderwijsinnovatie slaagt of mislukt, en wat wij ervan kunnen leren. Innovaties in onderwijs vereisen samenwerking tussen leraren. Dit betekent dat er in de toe te passen strategieën aandacht moet zijn voor aspecten van persoonlijke capaciteit van leerkrachten, zoals persoonlijke opvattingen, emoties, betekenisgeving, betrokkenheid van leerkrachten, en ervaren controle, autonomie, doelmatigheidsbeleving en spreiding van verantwoordelijkheden. Wat wij missen in ons land is het doen van onderwijsonderzoek op een wijze die bijdraagt tot verbeteringen in de onderwijspraktijk.

Later in dit hoofdstuk behandelt hij de opzet van de 11-jarige basisschool, echt een casus waar we grondig over moeten gaan nadenken. Hij bespreekt veel meer innovaties in onderwijs: LBO, IMEAO, de Lerarenopleiding, de aanpak van de Academische lerarenopleiding een opsomming van mislukkingen. Ik vraag me af wat de lessen zijn die we hebben geleerd en hoe we hiermee omgaan in de praktijk en in de toekomst. Fernald eindigt met een laatste paragraaf in dit hoofdstuk (epiloog waar hij reflecteert op de onderwijsvernieuwingen in Suriname).

Ik mis een gedegen onderwijskundige analyse van vernieuwingen. Het manco in Suriname is de onbekwaamheid in denken van bestuurders in het onderwijs. We hebben veel ministers op die post gehad die ongeschikt waren voor de job. Je moet eerst denken, dan doen.

Om politiek gewin wil men te snel scoren en vergeet men weloverwogen stappen te zetten om dan in de uitvoering vast te lopen. Een ander punt is de onbekendheid met de materie en het gemis aan competenties om onderwijsinnovaties te plannen, de betrokkenheid van het veld te verhogen en het projectmatig technisch-inhoudelijk regisseren van de vernieuwingsprocessen.

Hoofdstuk 4 is weer behapbaar (28 pagina’s) en gaat over een aantal onderwerpen als het verschijnsel bijlessen, de miskenning van het beroep van leerkracht, en de vraag of het onderwijs in dienst staat van de nationale ontwikkeling. Wat betreft dit laatste is het antwoord gewoon NEE! Een bevredigend antwoord heb ik niet kunnen krijgen bij en na het lezen van dit hoofdstuk en daarom moet het roer inderdaad om!

Het geheel eindigt met Hoofdstuk 5 waarin de schrijver overtuigend probeert over te komen dat het roer echt om moet. Hij gelooft in de uitkomsten van een Nationaal Debat over onderwijs door middel van een grondige evaluatie en reflectie op waar we nu staan en waar we naar toe willen. Dit hoofdstuk eindigt met een handzaam actieplan dat voortkomt uit de aanbevelingen uit de voorgaande hoofdstukken.

Overpeinzing

Suriname heeft een hervormingsprogramma voor de sector Onderwijs nodig, gebaseerd op een meerjarige begrotingsplanning die is afgeleid van de nationale ontwikkelingsdoelen. Deze zijn gebaseerd op het 4R-model te weten: Richting, Ruimte, Resultaat en Rekenschap.

Daaruit komen de kernwaarden en competenties die nodig zijn voor de verschillende schooltypes en schoolwerkplannen (curricula).

De crisis in ons onderwijs gaat niet alleen maar over geld en structuren, maar vooral over mensen. We gaan veel meer prioriteit moeten geven aan informatie-uitwisseling binnen het onderwijssysteem, consultaties houden en draagvlak zoeken bij de betrokken actoren in het onderwijs.

Onderdeel van het meerjarenprogramma is een programma voor de professionalisering en certificering van leraren in Suriname. Statistieken en kengetallen moeten systematisch worden verzameld, jaarlijks over de staat van ons onderwijs worden vastgelegd in een onderwijsjaarverslag onder supervisie van het inspectieapparaat. En, het ministerie moet worden versterkt met inhoudelijke onderwijsdeskundigen op het gebied van onderwijsbeleid, onderwijsfinanciering, onderwijsrecht, onderwijsplanning, onderwijsonderzoek, onderwijsinspectie, toetsen en beoordeling in onderwijs, curriculum- en instructie ontwikkeling.

Henry R. Ori

Fernald, Ivan, Het roer moet om, Actieplannen voor beter onderwijs, 2020, Paramaribo, Uitgeverij Ralicon

error: Kopiëren mag niet!