14 november: Diváli

Diváli komt van het Sanskrit woord Dipávali, dat een rij lampjes betekent. De feestelijke verlichting is het symbool van dit feest. Vandaar dat Dipávali ook Díp-utsav, het lichtfeest genoemd wordt. Hierbij staat één thema centraal, nl. de overwinning van het licht op de duisternis, van het goede op het kwade, van kennis op de onwetendheid, van recht, waarheid en orde op onrecht, onwaarheid en chaos, van welvaart en voorspoed op armoede en werkloosheid. Daarom is Diváli in de eerste plaats gewijd aan Mahá-Lakshmí, de godin van het licht, geluk en voorspoed, van schoonheid en rijkdom en de beschermster van moraal en ethiek. Diváli wordt gevierd in de maand kártik (oktober/november) met nieuwe maan, wanneer het pikdonker is. De huisvader of de Grih-Lakshmí (de vrouw des huizes) verricht thuis een pújá ter ere van de godin Lakshmí: Zij wordt middels bloemen, mantra’s (heilige spreuken), áratí (lichtbeschijning), prasád (zoete spijs) en havan (vuuroffer) vereerd.

Het aansteken van de diyá’s met ghí (lampjes in aarden bakjes gevuld met boter) bij het begin van de avond gaat gepaard met het volgende gebed:
Moge Lakshmí mij volkomenheid in gezondheid, geluk en voorspoed geven; hulde zij aan U, o, Licht (dat) tot vernietiging van mijn vijanden moge dienen (met vijanden worden hier kwaadgezinde krachten zoals begeerte, gramschap, illusie, hebzucht, bekoring, afgunst, haat e.d. bedoeld).

Het Diválifeest begint 2 dagen voor de eigenlijke Diválidag met Dhanteras (12 november); Dhanteras is de geboortedag van Dhanvantari, de grondlegger van de Áyurveda. Op deze dag kan de gelovige een diyá aanmaken voor gezondheid, geluk en rijkdom. De dag hierna, 13 november, is Narak Caturdashí en valt op de 14e dag van de donkere maandhelft van de maand Áshvin; op deze dag heeft Shrí Krishṇa de demon Narakásur verslagen. Op een schone plek op het erf met het gezicht naar het zuiden wordt een diyá aangemaakt.
De dag na Diváli, 15 november, is het Gobardhan Pújá; deze valt op de eerste dag van de nieuwe maan. Op deze dag brak Shrí Krishṇa de trots van Indra door de berg Gobardhan op te tillen ter bescherming van de bevolking tegen de stormregen. De 2e dag na Diváli, 16 november, is Yama Dvitíya oftewel Bhái Duj, waarbij de goede relatie tussen broer en zus tot uiting moet komen ter versteviging van de band tussen hen.

Diváli wordt gevierd in de maand Kártik (oktober/november) met nieuwe maan, wanneer het pikdonker is. Diváli komt van het Sanskritwoord Dípávali, dat een rij lampjes betekent. Vandaar dat het ook Dípa-utsav, het lichtfeest, genoemd wordt.

Hierbij staat één thema centraal, nl. de overwinning van het licht op de duisternis, van het goede op het kwade, van kennis op de onwetendheid, van recht, waarheid en orde op onrecht, onwaarheid en chaos, van welvaart en voorspoed op armoede en werkloosheid. Daarom is Diváli in de eerste plaats gewijd aan Mahá-Lakshmí, de Godin van licht, geluk en voorspoed, van schoonheid en rijkdom, en de beschermster van moraal en ethiek. Er wordt een pújá ter ere van haar verricht.

Enkele historische en mythologische gebeurtenissen liggen ten grondslag aan het Diválifeest, nl.:

1) De kroning van Shrí Rám. Shrí Rám keerde na een ballingschap van 14 jaar terug naar zijn rijk Ayodhyá, nadat hij de wrede koning Rávaṇ van Lanká had gedood. Hij werd toen tot koning gekroond. Uit blijdschap hadden de bewoners van Ayodhyá hun huizen versierd en met rijen lampjes verlicht om enerzijds hun Heer hartelijk te verwelkomen en anderzijds de overwinning op een kwade macht te vieren.
2) Voor de boeren/handelaren is het een oogstfeest: wanneer de oogst binnengehaald is, is het tijd om te feesten. Alle moeite van het harde werken is dan beloond. Lakshmí, als symbool voor rijkdom, is verkregen.

Stg. OHM
( tel. 465151 )







·         

error: Kopiëren mag niet!