Archeologe White: ‘Wetgeving rond archeologie moet worden uitgebreid’

‘Voldoende financiering voor onze behoeften blijft een probleem’

Cheryl White is een van de weinige archeologen in Suriname. De op Jamaica geboren White is 8 jaar in Suriname en startte 6 jaren geleden met de minor Archeologie op de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS).

‘Archeologie wordt voor het eerst, in de 50-jarige academische geschiedenis van de universiteit, aangeboden aan studenten. Samen met mijn collega Irene Meulenberg hebben wij vanaf het begin de minor Archeologie gecoördineerd en verzorgd’, zegt White in gesprek met Dagblad Suriname. Ze is ook adviseur bij het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, Directoraat Cultuur, Archeologische Dienst. ‘In die hoedanigheid geef ik begeleiding bij archeologische effectbeoordelingen in overeenstemming met internationale richtlijnen, om zodoende te voorkomen dat grondverzetactiviteiten, die geïnitieerd worden door de privésector, een negatieve impact hebben op nog te ontdekken tastbaar erfgoed.’

Somber beeld

White schetst een somber beeld wat betreft wetgeving rond archeologie en de beperkte financiële middelen om het vak archeologie goed te kunnen bedrijven.

Grondverzetactiviteiten schadelijk voor archeologische vindplaatsen

Op nationaal niveau moeten de archeologische wetten uitgebreid worden met een breder scala aan materieel erfgoed en de overheid moet middelen en personeel toewijzen om historische ontdekkingen tijdens grondverzetactiviteiten binnen en buiten Paramaribo te beschermen. Daarnaast moet de Monumentenwet 2002 voor archeologische vindplaatsen worden uitgebreid. Momenteel heeft de wet betrekking op sites met bakstenen en mortel, maar werken op archeologische vindplaatsen met andere soorten roerend en onroerend tastbaar erfgoed, is beperkt. In de toekomst moet een nationale richtlijn worden geïmplementeerd om de activiteiten – grondverzetactiviteiten met een negatieve impact op materieel erfgoed – van de privésector, de overheid en door niet-gouvernementele organisaties te monitoren. Dit zorgt ervoor dat de beste praktijken van erfgoed op internationaal niveau worden uitgevoerd door getrainde professionals. En nog belangrijker: landelijke bepalingen voor erfgoed creëren een niche op de arbeidsmarkt voor Surinamers.’

Op de vraag wat de meest opmerkelijke vondsten zijn, antwoordt White:

‘Te Motkreek in Commewijne is een pre Columbiaanse schelpenheuvel ontdekt en uitgegraven. De vondsten bestaan uit grafurnen met menselijke resten, beeldjes, evenals een reeks keramiek, die een nieuw verhaal toont over Pre-Columbiaanse migratie en handel in de Guyana’s. Onderzoek op Jodensavanne heeft objecten als glazen kralen opgeleverd – een primeur voor Suriname – die ons helpen om de handelsrelatie tussen de kolonisten en inheemse gemeenschappen en rituele praktijken van tot slaaf gemaakte volkeren van Afrikaanse afkomst te onderzoeken; lang gekoesterde thema’s in contactperiode-archeologie in de hele Atlantische wereld.’

Financiering van archeologische projecten blijkt een structureel probleem te zijn.

White: ‘Voldoende financiering voor onze behoeften blijft een probleem. Betere universitaire middelen kunnen enkele onderzoekskosten compenseren. Het gaat om financiën voor: reizen en accommodatie, niet-universitaire lokale deelnemers, veldonderzoek, veldapparatuur en uitrusting, artefactanalyse, adequate opslagfaciliteit en voor behoud van botanische artefacten.’

‘Geen budget op AdeKUS voor Archeologie’

Daarnaast zegt White dat er geen budget toegewezen is door AdeKUS op het gebied van archeologie. Tot op heden zijn docentonderzoek, kansen voor studenten, veldapparatuur en outreach-activiteiten gefinancierd via succesvolle subsidie- en donatieaanvragen, studieleningen uitgegeven door de Nationale Ontwikkelingsbank, samenwerkingen met internationale universitaire en non-gouvernementele organisatiepartners en docent consultant werk. We hebben samengewerkt met Tropenbos Internationaal, Unesco Underwater Cultural Heritage, Universiteit van Leiden Faculteit Archeologie, het Nederlandse ministerie van Onderwijs en meer recentelijk het Erasmus Universiteit Exchange-programma, naast een scala van lokale organisaties. Gezamenlijk hebben deze samenwerkingsverbanden, in verschillende mate, onze studenten voorzien van veldwerkmogelijkheden in het binnenland van Suriname, de Dominicaanse Republiek, Frans-Guyana, Sint-Eustatius en Nederland. De studenten hoefden dan voor een groot deel niet te betalen. In verschillende gevallen hebben we volledige beurzen gekregen voor studenten om studiepunten te verdienen en om een MA-opleiding te volgen bij de Universiteit Leiden. In de toekomst zal elke student, die is ingeschreven voor de minor Archeologie, een bescheiden bedrag betalen om de materiaalkosten van de veldschool te dekken. Zoals altijd zoeken we financiering om het werk te realiseren en om onze studenten meer mogelijkheden aan te bieden.’ 

De meest voorkomende vondsten in Suriname zijn volgens White pre- en postkoloniaal keramiek. ‘De Surinaamse archeologie is bevooroordeeld met pre Columbiaanse culturen en die hebben een groot aantal objecten opgeleverd, die variëren in vorm, kleur en compositie.’

error: Kopiëren mag niet!