Vordering PG is juridisch perfect

In de hernieuwde vordering van de PG, van de Wet in Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers 2001 (S.B. 2001 no. 72)  hierna De Wet,  d.d. 20 juli 2020 geeft de PG aan dat op zijn eerste vordering d.d. 23 april 2020 DNA niet heeft geantwoord. De PG doelt hier op het artikel 4 lid 1van deze Wet staat waarin staat dat DNA uiterlijk binnen negentig dagen een eindbesluit moet nemen.


Ook al zou er sprake zijn van een nieuwe vordering dan nog kan de PG meerdere vorderingen instellen, ingevolge deze Wet tegen dezelfde (gewezen) ambtsdrager.  Nergens in deze Wet staat dat dit verboden is.

Vordering PG daad van vervolging?
In de memorie van toelichting van de Wet 27 augustus 2007 (S.B. 2001 no. 72), citaat:
“In gevolge het bepaalde in artikel 140 van de Grondwet van de Republiek Suriname (S.B. 1987 no. 116, zoals gewijzigd bij S.B. 1992 no. 38) worden de politieke ambtsdragers, die in die betrekking misdrijven hebben gepleegd door de procureur generaal vervolgd bij het Hof van Justitie. Voorts bepaalt genoemd artikel dat politieke ambtsdragers door de procureur generaal bij het Hof van Justitie kunnen worden vervolgd slechts nadat deze door de Nationale Assemblee in de staat van beschuldiging zijn gesteld overeenkomstig de Wet.”

Op grond van dit citaat kan de vordering van de PG niet anders worden gekwalificeerd dan slechts een voornemen tot vervolging, wat iets anders is dan een daad van vervolging. De vervolging gaat pas een aanvang nemen nadat DNA aan de PG heeft bericht dat zij instemt met de vordering van de PG. Artikel 5 van deze Wet bepaalt dat DNA niet mag ingaan op de gegrondheid van de vordering, maar slechts moet beoordelen of de vervolging in politiek opzicht in het algemeen belang moet worden geacht. Ik ben van mening dat het algemeen belang verschillend kan worden beoordeeld door een gewijzigde samenstelling van de DNA (na een verkiezing).

Hoorrecht

Ex artikel 7 kan DNA zonder onderzoek beslissen op de vordering van de PG. Als DNA nader onderzoek wil instellen dan dient de ambtsdrager te worden gehoord. De heer G. Hoefdraad is ex art. 8 lid 2 van deze Wet reeds gehoord op de vordering die de PG d.d. 23 april 2020 heeft ingediend. Aangezien de hernieuwde vordering bijna identiek is aan de eerste vordering, zie ik niet de noodzaak in dat de heer Hoefdraad opnieuw zou moeten worden gehoord. Het is inmiddels algemeen bekend dat de heer Hoefdraad niet bereikbaar is op zijn laatst bekend (officieel) adres in Suriname. Mocht DNA op de hernieuwde vordering besluiten om nader onderzoek te doen zal de heer Hoefdraad moeten worden uitgenodigd, om te worden gehoord. Indien hij niet verschijnt zal DNA van haar hoorplicht zijn ontslagen, ex. artikel 8 lid 5 van de Wet. 

Ne bis in idem
Volgens het Ne bis in idem rechtsbeginsel dat in artikel 94 van het Surinaams Wetboek van Strafrecht is opgenomen, kan iemand niet andermaal voor hetzelfde feit worden vervolgd waarover de rechter reeds onherroepelijk heeft geoordeeld.  Blijkens de omschrijving van dit rechtsbeginsel is het onbegrijpelijk dat de advocaten van Hoefdraad zich op dit rechtsbeginsel beroepen, aangezien naar mijn weten de heer G. Hoefdraad nog niet eerder voor de verdenkingen die in de vordering van de PG zijn opgesomd is veroordeeld. Reeds om deze reden, is dit beginsel in de onderhavige aangelegenheid niet van toepassing.

Artikel 59 Orde Reglement van DNA
De advocaten van de heer Hoefdraad stellen ook dat met de hernieuwde vordering van de PG art. 59 van het Orde Reglement van DNA geweld wordt aangedaan. Het beroep op dit artikel is kansloos, omdat dit artikel aangeeft dat DNA op grond van gewichtige redenen in ’s Lands belang of nieuw opgekomen omstandigheden wel op een eerder genomen besluit kan terugkomen.

Ten eerste blijkt uit het bovenstaande dat DNA formeel nog geen besluit heeft genomen op
de vordering d.d. 23 april 2020 van de PG, ex art. 4 lid 1 van de Wet.  
Ten tweede zijn er in de onderhavige zaak wel degelijk gewichtige redenen in ’s Lands belang. Immers, het gaat om een verdenking van een omvangrijke financiële fraude ten nadele van de Republiek Suriname.  Daar komt nog bij, dat op grond van hetzelfde artikel de politieke partij waartoe de heer Hoefdraad behoort (NDP) in haar regeerperiode in 2012 een Amnesty wet heeft aangenomen (S.B. 2012 no. 49) waarin wijzigingen werden aangebracht in een eerdere Amnesty wet van 1992 (S.B. 1992 no. 68).

Voorts is op 6 november 2019 de Wet Financiële Voorzieningen Ministers en Onderministers door DNA aangenomen (S.B. 2019 no. 135), die een Wet van 1994 (S.B. 1994 no. 78) heeft “bijgesteld” waardoor circa 50 Revo ministers uit de periode 1980-1987 alsnog een ministerspensioen krijgen.

Inmiddels is er een nieuwe coalitie aan de macht en dus is de verwachting dat DNA op basis van art. 59 deze beide wetten uit de kabinetsperiode Bouterse, op grond van gewichtige redenen in ‘s Lands belang zal intrekken.

De flexibiliteit van art. 59 Van het Orde Reglement van DNA, is puur gebaseerd op democratie.
Gelet op het bovenstaande, is de onderhavige vordering van de PG  juridisch perfect.


Mr. Lionel Mahin Lalji

Advocaat-Belastingkundige

error: Kopiëren mag niet!