Orange Day: wet seksueel molest op werk in DNA behandelen

Er is in verband met Orange Day een heel belangwekkend artikel in de krant verschenen van het Nationaal Bureau Genderbeleid. In 2013 werd door UN Women de “Orange Day” campagne in het leven geroepen, om op elke 25ste van de maand extra aandacht te vragen voor het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. In het artikel van enige dagen terug is summier aandacht besteed aan geweld en intimidatie op de werkplek, die helaas ook door vrouwen wordt ervaren. Vermeldenswaard is ook dat mannen slachtoffer zijn van dit soort geweld. In dat artikel wordt terecht vermeld dat in juni 2019 door de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie) verband, de Violence and Harassment Convention (No.190) aangenomen. Suriname heeft meegewerkt bij de totstandkoming van dit verdrag en uit de openbare stembusresultaten blijkt dat de Surinaamse regering (lees: het ministerie van Arbeid) in juni 2019 voor de totstandkoming van het verdrag en de bijbehorende aanbeveling gestemd. Dat kon het de regering (het ministerie van Arbeid) doen omdat de ontwikkelingen op het gebied van het ontwikkelen van een internationale standaard bij de ILO, simultaan liepen met de ontwikkeling van nationale wetgeving: het ministerie had in juni al wetgeving over geweld en seksueel molest op de werkplek in een vergevorderd stadium. Dat blijkt uit berichten in de krant. Niet lang na het meewerken en voor stemmen voor het bovengenoemde ILO-verdrag, werd in Suriname de Wet Geweld en Seksueel Geweld Arbeid door de regering aan de DNA aangeboden. De minister van Arbeid heeft herhaaldelijk over deze wetgeving mededelingen gedaan in de media.

Volgens de ILO en UN Women (2019) zijn geweld en intimidatie tegen vrouwen onder meer het gevolg van ongelijke genderrollen en ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving onder andere thuis, op het werk, op school en binnen diverse instituten. Geweld en intimidatie tegen vrouwen in de arbeidssfeer kan verwoestende gevolgen hebben voor de veiligheid, gezondheid, en welzijn van vrouwen en, uiteindelijk, hun deelname aan het werk. Daarnaast heeft geweld en intimidatie ook grote gevolgen voor werkgevers en de samenleving als geheel. Seksuele intimidatie binnen een organisatie kan resulteren in een verslechterde werksfeer en minder motivatie om te werken en te presteren. Onderzoek op verschillende niveaus heeft de economische kosten in verband met geweld en intimidatie tegen vrouwen in de arbeidswereld gekwantificeerd. Op mondiaal niveau worden de kosten van geweld tegen vrouwen (publiek, privaat en sociaal) geschat op ongeveer US $ 1,5 triljoen.

De Stg. Ilse Henar Hewitt – Juridische Bijstand voor Vrouwen heeft in 2012 een onderzoek verricht naar seksueel molest in 10 arbeidsorganisaties (zowel publiek als privaat). Uit dit onderzoek is o.a. gebleken dat seksueel molest op alle werkplekken is gevonden en variërend tussen 3% en 57% en dat vrouwelijke werkers rapporteren meer seksueel molest dan mannelijke werkers. Op vrijwel alle onderzochte werkplekken bleek seksueel molest nog geen breed geïdentificeerde werkplek-issue te zijn. Doorgaans wordt seksueel molest gezien als ‘normaal’ en vooral als een persoonlijk probleem”.

Wat wetgeving betreft is in de maand juli van het vorig jaar door het ministerie van Arbeid een ontwerpwet “Geweld en Seksuele Intimidatie Arbeid” ingediend bij De Nationale Assemblée voor goedkeuring. Deze ontwerpwet houdt ten volle rekening met het bovengenoemd ILO-verdrag en de daaraan gekoppelde aanbeveling. Het Bureau Gender Aangelegenheden betreurt het in haar artikel dat het De Nationale Assemblée niet is gelukt om deze wet goed te keuren. In haar artikel doet het Bureau, dat valt onder Biza, een beroep op het nieuwe parlement om deze ontwerpwet op de agenda te plaatsen en deze zo spoedig te behandelen. Deze oproep moet het BGA echter niet alleen doen op slechts een deel van de wetgevende macht, maar ook op het andere deel namelijk de regering c.q. de minister van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken. Deze minister is een vrouwelijke minister en dat zou een extra impuls en motivatie kunnen zijn om deze  wet die geheel aansluit op de internationale standaarden, behandeld. De minister van Biza is in het algemeen de focal point voor de VN wat betreft de rechten van de vrouw, dit in het kader van het Vrouwenrechtenverdrag. Vandaar dat het Bureau Gender Aangelegenheden ook onder Biza valt. Maar deelbeleidsgebieden over Arbeid vallen onder verschillende ministeries, bijna alle ministeries. In deze moet het BGA zijn minister van Biza aanschrijven en hem vragen om zijn minister die over Arbeid gaat aan te schrijven zodat de wet sneller op de agenda van DNA komt. Saillant detail daarbij is wel dat de minister die nu genderaangelegenheden breed moet coördineren, waaronder seksueel molest waarvan vrouwen relatief meer slachtoffer worden, zijn vader in het nabij verleden veroordeeld is voor een zedendelict dat vergelijkbaar is met seksueel molest. Maar wat de vader eens fout deed, kan de zoon nu zeker helpen corrigeren en veranderen. De zoon kan namelijk in deze de vader overtreffen en daarmee toch wel veel goedmaken. Het BGA moet wel begrijpen dat het plaatsen van wetten op de agenda niet alleen een zaak is van DNA, maar ook van de regering: het is een samenspel omdat een minister een wet over het algemeen verededigd. Dus met alleen het schrijven van een artikel is BGA nog niet klaar. Terecht stelt het BGA overigens dat wetgeving op dit gebied ervoor zal zorgen dat vrouwen en mannen op de werkvloer beter beschermd zijn tegen het geweld inclusief seksueel molest en zich beter kunnen ontplooien en carrière kunnen maken. De uitdaging is nu aan deze regering om wat in de voorgaande periode aan goede beleidsmaatregelen is voorbereid, ook daadwerkelijk af te ronden.

error: Kopiëren mag niet!