Tweede in staat van beschuldigingstelling gloort aan de horizon

De zaak van de Financiënminister Hoefdraad laait weer op zoals verwacht. Op social media is al beweerd dat een uitreisverbod voor de voormalige minister in de maak is. Deze minister is de minst populaire in het kabinet dat net is afgetreden. Hij staat synoniem voor het financieel wanbeheer en de hoge schuldenberg waarmee de huidige Surinaamse regering en de samenleving te kampen heeft. De minister Hoefdraad had een zeer machtige positie in het vorige kabinet en had ogenschijnlijk een carte blanche van de president. De indruk bestaat ook dat hij buiten de controle was van de president, een verwijt die de baas van de minister moet worden gemaakt. De governor van de CBvS is al opgesloten door de pg. Recent is ook een lid van de raad van toezicht op last van de pg opgesloten. De pg heeft geprobeerd de minister van Financiën in staat van beschuldiging gesteld te krijgen. Hij heeft daartoe het verzoek gedaan aan de DNA, waarop een vergadering volgde met heel interessante standpunten, opvattingen en misvattingen. Zoals verwacht zorgde de meerderheid in DNA ervoor dat de minister buiten schot blijft. Er zijn op social media niet-geverifieerde berichten dat de ingesloten ex-governor van de CBvS grote geldsommen zou hebben bewaard bij zijn moeder die ten tijde van zijn opsluiting onderwijsminister was (nu inmiddels afgestreden door overgang van het kabinet). Beweerd wordt dat dit de reden is waarom de minister een elektronische beveiliging thuis heeft gehad. Er is geld verdampt en er zijn landen, ook ontwikkelingslanden, die als voorbeelden kunnen dienen hoe gelden die onterecht zijn gestolen vanuit de staatskas, teruggehaald kunnen worden. Suriname kan hulp inroepen van de financiële forensische deskundigen en rechercheurs die getraind en vaardig zijn in het navorsen van dot soort van kapitaalstromen. Met het geld dat zo wordt teug geploegd naar de staatskas kunnen de schulden drastisch worden afgelost en kunnen de monetaire reserves ook worden aangevuld. Dit zal leiden tot een verbeterde kredietwaardigheid (een betere ranking door de kredietbeoordelingsbureaus) en een sterkere munt. We doen vandaag, in aanloop van een op handen zijnde strafzaak tegen de gewezen minister van Financiën, een overzicht van de wettelijke regels die gelden bij een staat van inbeschuldigingstelling. 

De grondwet bepaalt ten eerste dat de politieke ambtsdragers wegens misdrijven, in die betrekking gepleegd, terecht (moeten) staan, ook na hun aftreden. Ze moeten terecht staan voor het Hof van Justitie. De vervolging wordt ingesteld door de procureur-generaal, nadat de betrokkene door De Nationale Assemblée in staat van beschuldiging is gesteld. De manier van in staat van beschuldigingstelling moet bij wet zijn bepaald en dat is ook gebeurd middels de Wet in Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers van 2001. Deze wet kan bepalen, dat leden van Hoge Colleges van Staat en andere ambtenaren wegens ambtsmisdrijven voor het Hof van Justitie terecht (moeten) staan.

De wet van 2001 heeft betrekking op politieke ambtsdragers met name de president van de Republiek Suriname, de vicepresident van de Republiek Suriname, de ministers, de onderministers en de leden van volksvertegenwoordigende lichamen.

De vordering tot het in staat van beschuldiging stellen van politieke ambtsdragers wordt aan De Nationale Assemblée gedaan door de procureur-generaal. De pg kan daartoe de tussenkomst van de president inroepen. De president doet dan de door de pg gedane vordering, na ontvangst daarvan, onverwijld aan DNA toekomen. De vordering van de pg bevat een korte feitelijke omschrijving van het misdrijf / de misdrijven, waarvan de betreffende politieke ambtsdrager of gewezen politieke ambtsdrager wordt verdacht. Op iedere vordering tot het in staat van beschuldiging stellen van een politieke ambtsdrager of gewezen politieke ambtsdrager wordt binnen 90 dagen na de indiening daarvan een eindbesluit genomen. Wanneer de aanklacht aanleiding geeft tot een onderzoek buiten de Republiek Suriname kan deze termijn door DNA, tot 150 dagen verlengd worden. Het verlopen van de termijnen van 90 en 150 dagen, zonder dat binnen die termijnen een beslissing is genomen, dient als een afwijzing van de vordering te worden aangemerkt zegt de wet.

De wet geeft voor de DNA regels hoe een verzoek tot in staat van inbeschuldigingstelling te behandelen en hoe dit aan te pakken. De wet zegt dat de DNA niet treedt in de beoordeling van de gegrondheid van het aanmerken van de betreffende politieke ambtsdrager of gewezen politieke ambtsdrager als verdachte. Wat de DNA moet doen is het volgende: het uitsluitend beoordelen of zijn of haar vervolging in politiek-bestuurlijk opzicht in het algemeen belang moet worden geacht. Daarop moet de discussie in DNA zijn gericht, dus of het nuttig en van belang is dat betrokkene als verdacht wordt aangemerkt (lees: dat er rondom zijn persoon en zijn handelingen een onderzoek komt). Niet of er strafbare feiten hebben plaatsgevonden of niet. Dat er indicaties zijn van strafbare handelingen wordt door de pg vastgesteld en tot die vaststelling is de pg 1 keer al gekomen. Uitkijken hoe het tweede verzoek uitpakt. In elk geval blijkt niet dat er zogenaamde beletsels zijn in de wet die de pg zouden weerhouden om te aanzien van dezelfde feiten en omstandigheden een tweede verzoek van tot in staat van beschuldigingstelling te verzoeken aan de DNA al dan niet via de president.

error: Kopiëren mag niet!