Eed of belofte

Het artikel van prof.dr. M. Schalkwijk, gepubliceerd op Starnieuws van 3 juli 2020 getiteld “Religie in De (nieuwe) Nationale Assemblee” heeft mij geïnspireerd de onderhavige bijdrage te leveren. Het is niet primair bedoeld als een reactie op zijn artikel. Ik had al veel eerder het idee om mijn visie te geven over eed of belofte. In de rechtspraktijk, en wel voornamelijk bij processen voor de rechter, komt het vaak voor dat beëdiging van getuigen en deskundigen plaatsvindt. Vooral bij getuigen is deze beëdiging van groot belang, omdat het opzettelijk afleggen van een onjuiste verklaring onder ede, tot gevolg kan hebben dat de getuige wegens meineed vervolgd wordt. Meineed levert een strafbaar feit op (art. 259 WvSr). De wet stelt de eed gelijk met de belofte/bevestiging.

Het afleggen van de eed/belofte komt in de praktijk het meeste voor bij rechtsprocessen en functieaanvaarding. Hoewel ik er geen speciaal onderzoek naar verricht heb, ben ik er steeds van uitgegaan dat de eed afgelegd wordt door mensen die in God geloven, persoonlijk of onpersoonlijk. Deze mensen worden aangeduid als theïsten. Een grote groep mensen gelooft echter niet in het bestaan van God of een hogere macht. Zij worde aangeduid als atheïsten. Zij weigeren daarom de eed in naam van God af te leggen. Aangezien godsdienstvrijheid ook inhoudt het recht om niet in God te geloven, moest dus naar een andere vorm van beëdiging gezocht worden.

Het alternatief werd dus de belofte of bevestiging. De vraag is of dan nog wel van beëdiging gesproken kan worden. Het alternatieve woord zou kunnen zijn bevestiging, maar beloftiging klinkt minder goed. In de praktijk wordt daarom onder beëdiging verstaan zowel het afleggen van de eed als van de belofte/bevestiging. Dit is in ieder geval in Nederland de gangbare opvatting, zoals ik die persoonlijk ervaren heb bij de beëdiging van mijn dochter (Tanja Jadnanansing) tot lid van de Staten-Generaal der Nederlanden in 2012. In Nederland is het niet mogelijk de eed of belofte af te leggen middels een geestelijke. Dit gebeurt uitsluitend in handen van de voorzitter van het Parlement.

Mijn dochter was de enige hindoe die een eed moest afleggen, maar er waren verscheidene aanhangers van de Islam aanwezig. Het viel mij op dat allemaal kozen voor het afleggen van de eed met de woorden: “zo waarlijk helpe mij God almachtig”. Dit is naar mijn mening ook helemaal terecht aangezien zowel hindoes als moslims evenals christenen in God geloven, ook al is de wijze waarop verschillend. Bij navraag bleek mij dat de belofte alleen werd afgelegd door personen die zich atheïst noemen of vrijdenker. Uit de recente beëdiging in DNA kan geconcludeerd worden dat de opvatting in Suriname verschillend is. Dit omdat verscheidene gelovige personen eerst de belofte en daarna in handen van hun geestelijke, de eed op ceremoniële wijze aflegden. Een interessant verschil met Nederland dat ik in dit artikel alleen constateer, maar niet verder bespreek. Persoonlijk heb ik bij mijn beëdiging als deskundige door de kantonrechter te Paramaribo enige jaren geleden het volgende ervaren. Er was geen hindoe-eedsafnemer in de zaal aanwezig en de rechter – ook van hindostaanse afkomst – maakte zich gereed om mij de belofte te laten afleggen. Toen ik hem zei dat ik de eed wilde afleggen, keek hij mij met enige verbazing aan. Ik zei hem toen: “Edelachtbare, ik geloof als hindoe dat er maar één God is, dus ik wens de eed af te leggen”. Gelukkig had de kantonrechter hiertegen geen bezwaar. Ik moet wel zeggen dat de aldaar aanwezige advocaten het schouwspel met belangstelling gadesloegen en één van hen merkte op een dergelijk voorval voor het eerst mee te maken. Interessant is ook verder de opmerking van prof. Schalkwijk dat de voorzitter van de VHP en onze toekomstige President Chan Santokhi, zowel door een pandit als een christelijke voorganger is beëdigd. Voor velen zal een dergelijk gebeuren verrassend geweest zijn, maar voor de kenners van de Rigveda is dat geheel verklaarbaar. In het voormeld geschrift is één van de fundamentele principes: ekam sat vipráh bahudhá vadanti. De letterlijke (filosofische) vertaling van Jnan Adhin is: het werkelijke is één en de wijzen noemen het met vele namen. De religieuze vertaling is: er is maar één God, de wijzen noemen hem met vele namen. Voor sommigen zijn de vele “goden” die in het hindoeïsme genoemd worden een teken van polytheïsme (veelgodendom), maar het hindoeïsme ziet dat heel anders. Het zijn slechts aspecten van het Ene.

Dat de voorzitter van de VHP gekozen heeft om op twee wijzen beëdigd te worden, geeft alleen maar aan dat hij het principe van de Rigveda heeft doorgrond.

Er is maar één God!

Carlo Jadnanansing Paramaribo, 6 juli 2020.   Geraadpleegde literatuur: – Jnan H. Adhin: Dharm-Karm, Sampreshan, Zoetermeer 1996; – C.R. Jadnanansing: Filosofische en religieuze varia, veertig artikelen van Jnan H. Adhin, Paramaribo 1999.   

error: Kopiëren mag niet!