Het spel en de stukken

Die staat er zichtbaar ergens in het land. Vaak heeft die organisatie haar vestigingen op verschillende plaatsen. Denk maar aan de vele filialen en bijkantoren. Soms is zij  nergens zichtbaar aanwezig. Fysiek bestaat zij dus niet, maar in functionele zin is dat wel het geval. Virtuele organisaties zijn van deze tijd. U begrijpt het wel: het gaat over onze werkorganisatie. Soms zijn wij zelf de baas, soms weer niet. Wat wij verder ook wel weten, is dat het aantal posities in zowel kleine als  grotere organisaties afneemt naarmate het de hogere niveaus betreft. In onze werkorganisatie wordt het als verantwoordelijk omgaan met zaken beschouwd dat de man of vrouw aan de top over de nodige bekwaamheid beschikt om de bedrijfsprocessen goed op gang te houden,  waar nodig aan te passen, warmhartig contact weet te onderhouden met het personeel terwijl de chief executive officer (ceo) de aangewezen persoon is om alle van belang zijnde externe contacten te onderhouden. In die externe sfeer liggen de  belanghebbenden (actoren) en ontwikkelingen (factoren). Hetzelfde geldt ook voor elke overheidsorganisatie. Aan de voet van onze organisatie bevinden de collega’s zich die met  uitvoeringstaken zijn belast. Tussen dit uitvoerend niveau en de top liggen de leidinggevende functies op afdelingsniveau. Daar zetelt het middenkader dat in zowel opwaartse als neerwaartse richting een belangrijke rol vervullen. Schaarnierfuncties, zou je kunnen zeggen. In onze werkorganisatie zijn doel- en taakstellingen bekend en het is de taak van chefs en uitvoerders zorg te dragen voor de productie. De kundige bedrijfsmanager praat niet graag over zijn of haar aantal medewerkers. Niet het getal is hier van belang maar de kwaliteit van de werkers op de verschillende denk- en werkniveaus. Verder ook nog de loyaliteit van het personeel jegens de organisatie als geheel. De bedrijfsleider zal goed letten op wie hij binnenhaalt. Want, zegt onze superieur: ‘je kan liever over vijf geschikte en bevlogen werkers beschikken die presteren in plaats van tien ondergeschikten die er de kantjes vanaf lopen ‘. De bedrijfsmanager is de persoon die met het personeel weet om te gaan. Dat mag de buitenwacht tenminste aannemen. Naar buiten toe is hij (zij) de persoon die de organisatie vertegenwoordigt. Hij beseft wel degelijk dat steken laten vallen in de externe presentatie nadelige tot zelfs fatale gevolgen kan hebben. En hoe doet zijn evenknie in de publieke sector dat? Hoe stelt zijn collega- manager in de overheidsorganisatie zich op met betrekking tot zijn rolopvatting? Daar liggen de zaken anders . Hoewel veel principes van bedrijfsmanagement ook gelden voor publieke organisaties heeft de overheidsmanager zich te houden aan wat de politiek voorschrijft. Uiteindelijk functioneert elke overheidsorganisatie onder politieke verantwoordelijkheid van een minister. Budget , wetgeving, richtlijnen en instructies beperken de diensthoofden in hun keuzemogelijkheden bij het nemen van besluiten. De werkzaamheden zijn doorgaans sterk gestandaardiseerd hetgeen ook blijkt uit de strakke werkprocedures. Op departementaal niveau vertoont de samenstelling van het personeel grote gevarieerdheid wat opleidingsniveau en werkvermogen betreft. Waar in het bedrijf de werving van personeel aan vooraf duidelijk gestelde vereisten moet voldoen is dit geen bijzonder aandachtspunt van het personeelsbeleid in onze overheidsorganisaties. De bedrijfsleider moet van onbesproken gedrag zijn, ongeacht de omvang van zijn organisatie. Immers, zaken doen met een oplichter of fraudeur ligt niet voor de hand. De gevoeligheid van bedrijven in bepaalde sectoren vereist dat de man of vrouw aan de top een schoon strafblad moet hebben. Denk maar aan de bankdirecteur of de ceo van het mediabedrijf of van de verzekeringsmaatschappij. Denk verder  aan de medicus die cliënten op zijn of haar polikliniek ontvangt voor medische behandeling. Zo zijn er wel meer beroepen die aan min of meer strenge ethische regels gebonden zijn. In de onderneming heeft het spel betrekking op het instandhouden en verder ontwikkelen van de organisatie enerzijds en het gelijktijdig behartigen van het werknemersbelang in uiteenlopende opzichten anderzijds. In de publieke sector wordt in het algemeen niet gerept over gedragscodes. Misschien dat die voor specifieke ambtelijke posities er wel zijn maar die niet nadrukkelijk onder de publieke aandacht gebracht worden. Welke vereisten gesteld zijn voor de functie van districtscommissaris is niet bekend, maar het is geen onbekendheid dat ook hier de partij-invloeden zich doen gelden. Over het niveau waarop deze functie zich in de praktijk doet kennen zullen de meningen stellig verdeeld zijn. Gesteld kan worden dat het spel voor overheidsorganisaties betrekking heeft op het onderhouden van de betrekkingen tussen openbaar bestuur en samenleving in het algemeen alsmede op het in dienst staan van de burgers in het bijzonder. De benoeming van personen in publieke functies geschiedt reeds decennia lang niet meer met inachtneming van niveau en inhoud van betreffende posities. Op het speelbord bevinden zich immers ook invloedrijken die naar believen omgaan met overheidsorganisaties. Dat in de Surinaamse politiek het geleidelijk aan als normaal wordt beschouwd dat personen met een strafblad in politieke ambten terechtkomen wordt hier terloops genoteerd. Een ontluisterende ontwikkeling die zelfs de hoogste politieke niveaus reeds tijden beschadigt. Op het Surinaamse politieke schaakbord zijn de stukken dan ook rijkelijk geschakeerd: goed en kwaad kleuren de speelvelden. Waarop het politieke spel  betrekking heeft valt moeilijk te zeggen. Een eenduidige definitie van politiek bestaat immers niet. De grenslijnen daarin tussen de vele belangensferen zijn de Surinaamse gemeenschap niet meer duidelijk. Daarom  zullen veel Surinamers de  politiek in eigen land allicht als noodzakelijk kwaad aanmerken.

Stanley Westerborg

Organisatieanalist.

error: Kopiëren mag niet!