Het woord

 Het Goddelijke Woord staat genoteerd in de Heilige Boeken. Het aardse woord is de mens gegeven. Het hoogste woord heeft de persoon die alles altijd beter weet. Het laatste woord is voorbestemd voor de verdachte in de rechtszaal.  Of toch voor de rechtspreker? Middels het gesproken woord maken wij onze gedachten kenbaar aan anderen. Middels het geschreven woord vertrouwen wij onze gedachten toe aan het papier. Liegen is de mens gegeven. Het zijn de kinderen en dwazen van wie gezegd wordt dat zij steeds de waarheid spreken. Wie de waarheid spreekt zal de uitgesproken woorden duizendmaal op identieke wijze herhalen. Reclametaal kan waarheid bevatten, maar de daarbij uitgesproken of geschreven woorden kunnen ook misleidend zijn. Propagandataal is doortrokken van misleidende woorden. Wie in dit tijdsgewricht praat over corruptie heeft bij voorbaat een groot publiek op de hand dat zich tegen het zittende regime keert. Zoals bij eerdere edities van gehouden verkiezingscampagnes heeft ook nu weer het woord ’corruptie‘ instrumentele waarde  in het bestrijden van de  bekritiseerde politieke tegenstander. Wie daarbij ook de woorden ‘diefstal’ en ‘kasreserve‘ in de mond neemt, heeft tweemaal Bingo. Het uitgesproken woord dat straks de verdwenen geldmiddelen zullen worden teruggevorderd klinkt goed maar is geen beleidsaangelegenheid. Laat ons volwassen denken in de politiek. Overeind blijft wel dat zoveel dat nu gezegd wordt over de toekomstplannen in geval van stembusvoordeel, volstrekt niets van doen heeft met scheppend werk, dus niet met vernieuwend denken. Evenmin met innovatief denken in de zin van het doorbreken van het oerdenken, het afrekenen met verouderde patronen en routines. Over de sanering van het ambtelijk apparaat wordt wijselijk genoeg met geen woord gerept. Voor de partij is dit spelen met vuur, terwijl juist de apparaatkosten moordend zijn . Wederom een bewijs van dubbelwaardig gedrag van politieke organisaties. Immers, is niet het overheidsapparaat het instrument dat gebruikt wordt om propagandisten, loyalisten, vrienden, kennis- en familierelaties te voorzien van een nummer op de betaalrol? Wij weten toch waarover wij praten? Wij zijn toch zo bekend met misbruik van publieke organisaties, terwijl wij als belastingbetalers dit alles maar blijven pikken en slikken?  Er wordt nu aangedrongen op duidelijke taal tijdens de dialogen, onderbouwd door aannemelijk cijfermateriaal. Maar hoe realistisch is deze eis? Zijn er bij de huidige stand van zaken in ons land informatiebronnen beschikbaar met betrekking tot de werkelijke stand van zaken in de diverse beleidssectoren? Wereldwijd staat het calculeren van de verdiencapaciteit van landen thans gelijk aan het dansen op het slappe koord. Prognoses hebben nu betrekkelijke waarde. Maar hoe waren de eerdere debatten ten tijde van beschikbaarheid van relevante data? Ook onbevredigend. Het aansnijden van de essentie van vraagstukken en hoe daarmee omgaan waren ook niet indrukwekkend. Benadruk daarom nu toch meer  een groene revolutie waardoor de landbouw uit het slob gehaald wordt, ordening van de informele sector, stimuleren van burgerschapszin, effectief beleid voor natuurbescherming, verkleinen van de afstand tussen bestuur en burgers, openbaarheid van bestuur,  betrokkenheid van het bedrijfsleven en maatschappelijk middenvelders bij de beleidsvorming middels vaste en geformaliseerde afstemmingsplatforms, gepaste dienstverlening door overheidsorganisaties en minder onbeschoftheid van ambtenaren jegens de burgers, minder bemoeienissen van ministers met personele aangelegenheden op departementen, gepaste zorg voor bejaarden, gehandicapten en voor gezinnen, transformeren van woonoorden naar leefbare gemeenschappen, stimuleren van ondernemerschap, op de praktische behoeften afgestemde veranderingen en/of aanpassingen in het onderwijs, stimuleren van zelfwerkzaam- en zelfredzaamheid van burgers in de woongebieden. Het economisch denken is bezaaid met getallen, maar samenlevingsopbouw heeft niet steeds met getalsmatigheden van doen. Daar gaat het dikwijls meer om de zachte receptuur. Voorts ook niet langer schermen met een anti-corruptiewet die toch geen effect zal sorteren, doch juist een klimaat scheppen van voorbeeldig leiderschap in de politiek, maar ook in publieke en private organisaties. Aanmoediging daardoor van goed gedrag bij vooral de jongere burgers door een betrouwbare overheid instede van criminaliteitsbestrijding dat van ergens naar nergens loopt. Economen hebben hun opvattingen vanuit hun discipline bezien, vanuit hun invalshoek. Zij willen getalsmatige onderbouwing van debatten en dialogen. Als de cijfers in economische zin maar geloofwaardig lijken komt de rest wel goed, denken zij waarschijnlijk. Maar de maatschappij omvat diverse segmenten die elk weer hun eigen aspecten en contexten hebben en die onderling dan weer verweven zijn. Het is daarom niet zonder reden dat de leerboeken over nationale ontwikkeling benadrukken dat het bij dit alles gaat om de inzet van deskundigen die sterke voorkeur hebben voor afwisseling, die taken willen verrichten waarbij veranderingen karakteristiek zijn en die de verbanden tussen het geheel en delen kunnen inzien. Openbaar bestuur, vooral in opkomende economieën, is daarom geen eenvoudige aangelegenheid. Ook controleur zijn van het openbaar bestuur omvat in elk geval veel meer dan simpele toezicht op schoonmaak-, hulp- en opruimingswerkzaamheden. Of politiekvoering straks naar een hoger niveau zal worden getild is op grond van de voortekenen van het moment de grote vraag. Personen van het ‘eeuwige verbond’ met de politiek zullen het waarschijnlijk wederom voor het zeggen krijgen.

Stanley Westerborg

Organisatieanalist.

error: Kopiëren mag niet!