Een kwestie van inzicht

 Als planning alle problemen van het ondernemen zou oplossen, zouden wij van de buitenwacht zeer waarschijnlijk heel wat vrolijke gezichten tegenkomen in ondernemingsland. Gebleken is evenwel dat dit bij lange na niet zo is. Desondanks blijft ondernemingsplanning een belangrijk hulpmiddel om de nabije en verderliggende toekomst tegemoet te treden. En wat maakt deze planning zo interessant en belangrijk? Juist, omdat daarbij alle nadruk gelegd wordt op coördinatie. En wat houdt dit begrip in? Welnu, in de literatuur wordt een scala aan betekenissen van dit woord gegeven. Naast de duiding daarvan in staatsrechtelijke zin komt coördinatie neer op het op elkaar afstemmen van onderling samenhangende activiteiten die al dan niet gelijktijdig en al dan niet op dezelfde plaats door verschillende personen of groepen worden uitgevoerd. Je zal onder alle omstandigheden de wederzijdse relaties tussen handelingen voor ogen moeten houden, wil van coördinatiebehoefte sprake zijn. Alles moet onderling overeenstemmen. Dat wil het planningsconcept nu eenmaal. Maar het probleem komt pas om de hoek kijken wanneer de onderneming in een turbulent milieu naar wens moet (blijven) functioneren. En wat is turbulentie anders dan plotseling opkomende veranderingen in de omgeving van de onderneming die vaak niet te voorzien of te voorspellen zijn?  Ondernemingsplanning, maar ook planning in het overheidsbeleid, kunnen onder die omstandigheden eerder verstarrend werken. Denk maar aan het keurig ontworpen draaiboekje. Wij merken trouwens vaker hoe besluiten worden genomen waarbij met onzekere toekomstige ontwikkelingen nauwelijks of geen rekening wordt gehouden , maar die in hun gevolgen wel anders kunnen zijn dan de verwachtbare of vaststaande toekomstige ontwikkelingen. Over strategische planning wordt, vooral in de politiek, graag gesproken. Want, zo zegt de politicus, beleid zonder strategische planning is gelijk het orkest dat zonder dirigent of leider moet optreden.  Desondanks moeten zelfs de vurigste aanhangers van strategische planning toegeven dat de mogelijkheden daarvan in een woelig milieu afnemen naarmate de omgevingsontwikkelingen onzekerder of onbekender worden.        

Het geeft een prettig gevoel deskundigen aan het woord te horen die het hebben over de lange termijnplanning. Die schijnen de glazen bol te bezitten waardoor de toekomst met grote mate van zekerheid kan worden voorspeld. Maar die vlieger gaat reeds lang niet meer op. In elk geval heeft planning voor de lange termijn nu slechts academische waarde. De tijdshorizon waarbinnen fraai uitgewerkte plannen hun beslag moeten krijgen wordt steeds kleiner. In de tachtiger jaren waren mogelijkheden van ondernemingsplanning veel groter. Een tienjarenplan nu opstellen is voor zowel de overheid als voor de ondernemer schier onmogelijk. In veel gevallen zal met een verbale analyse van de toekomst moeten worden volstaan. 

Doelstellingen van ondernemings- en overheidsbeleid worden niet langer autonoom bepaald. Te beginnen bij het jaar 1975 hebben achtereenvolgende regimes zich niet druk gemaakt over betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het vaststellen van overheidsbeleid waarvan de private sector zelf weer de invloeden zou ondergaan. De associatie van fabrikanten, maar vooral het verenigd Surinaams bedrijfsleven en nu ook de Akmos, hebben herhaaldelijk hun misnoegen over deze ongezonde ontwikkeling kenbaar gemaakt. Opmerkelijk is dat de overheid middels wetgeving in toenemende mate de ondernemingswereld allerhande wettelijke verplichtingen oplegt, doch zelf verzuimt de sector een vaste plaats in de besluitvorming te gunnen. De ondernemer die betrokken wenst te worden bij het overheidsbesluit zal wel rekening moeten houden met de publieke opinie. Mag de zakenman daarbij zodanig grensoverschrijdend actief zijn dat hij meer als politicus dan als ondernemer wordt aangemerkt zonder nochtans politieke verantwoordelijkheid te dragen? Niet zonder reden wordt gezegd dat het combineren van bedrijfs- met politieke verantwoordelijkheid met het oog op mogelijke belangenverstrengeling dan weer strijdig is met de ethiek van het ondernemerschap. Als de ondernemer tevens de politicus wil wezen, ongeacht op welk gebied van het overheidsbeleid, laadt hij te veel maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich. Geldingsdrang speelt de zakenman ook hier soms parten. Dat bij hem of haar te veel macht wordt geconcentreerd zal hem waarschijnlijk een worst wezen, maar de publieke mening staat daar afwijzend tegenover. In een beschaafde maatschappij gaat het hier om een ethische aangelegenheid. Betrek het bedrijfsleven sectoraal en gestructureerd bij de beleidsvorming, maar geef niet het individu daarbinnen een prominente rol. De incidentele relaties tussen de private sector en de Sociaal Economische Raad zijn gelegenheidsverschijnselen. Vanaf zijn of haar aantreden moet elke bewindspersoon duidelijk inzicht hebben in het netwerk van externe partijen en betrekkingen die in het beleidsoverleg in voorkomende gevallen relevant zijn. Permanente en gestructureerde vormen van dit overleg dienen als platforms per departement voor de beleidsvorming. Hoe hoger immers de landelijke organisatiegraad, hoe beschaafder de maatschappij. Hervorming van de publieke sector als credo is van alle tijden. Afbouwen van departementen als onhanteerbaar geworden organisaties en een begin maken met kleinere en slagvaardige eenheden in de overheidsstructuren zal echter geen aandachtspunt wezen wanneer politieke partijen nu hun koopwaar uitstallen. Departementen zijn en blijven immers aantrekkelijke organisaties om donateurs en partijgenoten te accommoderen. Op dit gebied blijven politieke partijen onbetrouwbare verschijnselen. Maar de gevolgen van de coronacrisis zullen regimes nu wereldwijd verplichten tot sanering van hun maatschappijen. Immers, een ferme slag tegen de kade doet het schip altijd keren.

Stanley Westerborg

Organisatieanalist 

error: Kopiëren mag niet!