Importeurs hekelen importheffing

Hoewel het uitbaggeren van de vaargeul van de Surinamerivier iets is dat door een ieder wordt toegejuicht, wachten ondernemers en struikelen importeurs nog steeds over de vergoeding van US$ 6.25 per ton lading die zij conform een schrijven van het ministerie van Openbare Werken, Transport en Communicatie sinds begin 2019 moeten neertellen. “Als je dit vergelijkt met de US$ 2.25 per ton van 2014, dan moet men zich ernstig afvragen hoe deze vergoeding van US$ 6.25 per ton lading tot stand is gekomen. Alhoewel er circa 7 jaren overheen zijn gegaan voordat het baggerproject uiteindelijk wordt uitgevoerd, lijkt het onwaarschijnlijk dat het baggerproject uitkomt op een verhoging van circa 200% dan initieel door de MAS was aangegeven”, zeggen enkele belanghebbenden uit de sector aan Dagblad Suriname. De groep ondernemers vraagt zich af hoe de hoogte van de vergoeding tot stand is gekomen, uit welke componenten deze vergoeding bestaat en welke criteria gehanteerd zijn. Betreft de USD 6.25 inclusief de kosten voor de bakengelden (tonnage en harbor dues)? Zij vragen zich ook af waarom het advies van het bureau Lievens niet gepubliceerd is, aangezien het bureau speciaal door de overheid aangetrokken was om haar te adviseren. Daarnaast wordt naar duidelijkheid gevraagd over hoe dit project wordt gefinancierd en hoe deze kosten zich rijmen met de uitspraak van de president dat de invoerkosten van goederen omlaag gaan.

VSB: “Niets vernomen van minister”

De Vereniging Surinaams Bedrijfsleven om een reactie gevraagd, zegt aan Dagblad Suriname dat de organisatie al jaren pleit voor het baggeren van de Surinamerivier. “De kosten lopen op en er was een reële gevaar dat de rivier zou dichtslippen tot een niveau waarbij grotere schepen Suriname zouden vermijden. We hebben zelf deskundigheid ter beschikking gesteld aan ministerie van OWT&C om een goed bestek te maken. We hebben meerdere malen gevraagd om transparantie, omdat uiteindelijk de importeur voor de kosten van het baggeren zou opdraaien. Nadat het tarief van US$ 6.25 was medegedeeld, hebben wij om een onderhoud gevraagd met de minister van OWT&C, maar tot op heden hebben wij niets mogen vernemen”, stelt de VSB.

Baggerproject roept meer vragen op

Het baggerproject roept volgens de importeurs meer vragen op dan zij voor antwoorden zorgen.

In de jaren 2010/2011 is aan de scheepvaartagenten medegedeeld dat er versmalling in de monding van de Surinamerivier optrad. De chart depth van de vaargeul is toen gesteld op 4.5 meter. Dit is terug te vinden in een brief geschreven door directeur Michel Amafo van de MAS op 17 November 2011. Het was toen reeds bekend dat de MAS een studie was opgestart om de Surinamerivier te baggeren om de diepgang van de vaargeul te vergoten en daarmee de concurrentiepositie van onze haven in de regio te garanderen. Op 25 maart 2013 werd bericht door de MAS dat het baggerproject in de periode juni – december 2013 van start zou gaan. Dit behelst zowel de capital dredging als het jaarlijks onderhoudsbaggeren. De chartdepth (diepgang) zou hiermee toenemen met ca. 1.25 meter (35%). In hetzelfde schrijven was toen aangegeven dat de vergoeding die de voornamelijk buitenlandse scheepvaartmaatschappijen moesten betalen voor het gebruik van de rivier USD 2.25 per ton lading zou bedragen. Zoals wereldwijd het gebruik is, worden deze kosten doorbelast naar de importeur.

Gunning aan De Boer zonder enige verklaring stopgezet

Het project was na een transparant tenderproces gegund aan de gerenommeerde baggeraar, De Boer. De financiering van het project was ook nagenoeg rond, waarbij er een lokale bank betrokken was. Nog voor het project van start kon gaan, werd het project zonder enige verklaring stopgezet. In 2018 schreef de MAS dat de diepgang van de vaargeul nog meer was gedaald tot 4 meter diepte en tegelijkertijd was ook de vaargeul versmald, waardoor slechts 1 schip tegelijk de vaargeul binnen/ buiten kon betreden/uitvaren. De verminderde diepgang betekende een afname van ca. 20-30% van de hoeveelheid lading die een gemiddeld schip naar binnen kan brengen in de Suriname rivier. De rederijen waren genoodzaakt een extra fee (nautische accessibility of low water surcharge) toe te passen van USD 125 om de vrachtkosten te kunnen dekken.

VSB maakte analyse en verzond die naar minister Pengel

In die periode hebben diverse groepen aandacht gevraagd voor de ontstane situatie en heeft onder andere de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven ook een analyse gemaakt en verzonden naar de toenmalige minister van OWT&C, Patrick Pengel. In deze analyse is de impact op de scheepvaartsector kenbaar gemaakt.  Ook is er geadviseerd om onmiddellijk te starten met het baggeren en om in afwijking van een tender de firma De Boer die in Frans-Guyana al actief was en de tender had gewonnen, te benaderen en te vragen een prijs uit te brengen. Aangezien de firma actief was in Frans-Guyana, was de verwachting dat hij een concurrerende prijs zou moeten kunnen geven.

Een nieuwe tender en nieuwe kosten

De regering heeft niet direct actie ondernomen. Vervolgens is in 2019 weer een tender gehouden, waarvan zij het volledig resultaat niet bekend heeft gemaakt.  China Harbor is nu aangewezen als baggeraar. De private sector c.q. de gemeenschap wordt verrast met een schrijven van OWTC, waarbij de vergoeding gesteld is op USD 6.25 per ton.  Belanghebbenden zijn daarom helemaal niet hierover te spreken.

FR

error: Kopiëren mag niet!