STRIJD ZONDER GEWELD

Er was laatst een protestmanifestatie op het Onafhankelijkheidsplein. Wie er maar kon zijn, had de moeite genomen om daar te staan. Aan hen werd door journalisten steeds die ene vraag gesteld: “Waarom bent u hier.” En op hun eigen wijze antwoordde elke aanwezige hetzelfde namelijk, ‘Ik ben ontevreden, ik ben moe van het wanbeleid, ik wil rust, ik wil dat er recht geschiedt, ik ben gekomen om te strijden.’ Enz.                                                                                                      Wat bij mij bleef hangen, was het woordje strijd. Een klein woord dat inhoudelijk zoveel zei. Ik word dagelijks geconfronteerd met een wereld waarin verschillende soorten emoties bij de mensen zichtbaar zijn. Ik zie mensen, waar de teleurstelling zo duidelijk op het gezicht staat te lezen omdat het leven ze geen prettige dingen in de schoot werpt. Ondanks hun eerlijke inzet, komen ze maar niet vooruit. Ik zie bange mensen die bij wijze van spreken achter elke boom een vijand zien, ze zijn in de ban van het machtigste wapen, angst. Ik zie berusting in de ogen van mensen die de hoop hebben opgegeven. Ik zie apathische mensen die zelf niets meer ondernemen, slechts hun handje ophouden en langzaam aan het afglijden zijn naar het niveau van afhankelijk tot bedelen. Ik zie junks die de strijd tegen verslaving hebben verloren en op de stoepen in de straten hun lot afwachten. Ik zie ook mensen die aan de buitenkant blij, gelukkig en tevreden ogen omdat ze in weelde leven. Maar dat is slechts uiterlijke schijn.                                                                                                           Wat al deze mensen gemeen hebben, is dat ze op de een of andere manier altijd aan het strijden zijn zichtbaar of onzichtbaar. Velen strijden dag en nacht tegen verleidingen en begeertes, bijvoorbeeld diefstal of overspel. Een ander vecht tegen ziekten, verslaving en honger. Weer een ander begeeft zich in de strijd zonder dat hij zicht heeft op een overwinning bijvoorbeeld iemand die zich blindelings laat overhalen tot corruptieve handelingen zonder stil te staan bij de gevolgen. Hoe gek het ook klinkt, maar ook blijde en gelukkige mensen moeten zo nu en dan strijd leveren omdat ze hetgeen ze bezitten, niet willen verliezen of omdat de ontevredenheid toeslaat en ze niet meer tevreden kunnen zijn met hetgeen ze hebben, ze willen steeds meer. Al deze mensen raken verstrikt in een gevecht waarin ze moeten leren om weerstand te bieden. Niemand ontsnapt aan het gevecht in dit leven. Niemand kan veilig in zijn of haar geestelijk bootje blijven ronddobberen, terwijl de stormen van het leven rondom hen heen razen. We moeten dagelijks weerstand bieden aan een wereld die probeert om al het goede zaad te verstikken en elk mens mee te sleuren in een neerwaartse spiraal van hebzucht, corruptie, leugen en bedrog. De kracht en de overmacht van dit fenomeen wordt steeds duidelijker zichtbaar in de samenleving. Er zijn mensen die er verbeten tegen vechten. Er zijn mensen die dagelijks roepen ‘ik ben moegestreden, ik vertrouw niet meer.’ Ze hebben de strijd opgegeven, ze bieden geen weerstand meer, ze geven stilzwijgend het kwaad toestemming om zich te manifesteren in hun hart en in het land. Ook de mensen die rijk zijn en het goed hebben, worden mee gezogen in de neerwaartse spiraal omdat ze moeten blijven strijden tegen hebzucht verleiding en chantage. Deze strijd openbaart zichtbaar en onzichtbaar.                                                                                                                                                                                                            Toen ik naar die protestmanifestatie keek, vergeleek ik het automatisch met al die protestoptochten in andere landen. Ik was apetrots op mijn landgenoten toen ik zag dat alles geweldloos verliep. Vaak was de woede tastbaar en toch is er geen geweld gebruikt. Martin Luther King, Nelson Mandela en Mahatma Gandhi zouden trots op ons zijn geweest. In andere landen wordt er tijdens de protestacties veel geweld gebruikt en er wordt veel in het land vernield. Dat is voor mij altijd een teken dat men geen respect voor elkaar heeft, niet van zijn land houdt en vooral niet beseft dat het land weer zal moeten worden opgebouwd van hun belastingcenten. Elke Surinamer heeft tijdens deze protestactie laten zien dat we een natie zijn en dat ze oprecht houdt van landgenoten en land. Ze hebben zonder geweld geprotesteerd. Dat was voor mij het bewijs dat we ons lesje hebben geleerd uit het verleden. In 1980 was er ook sprake van ontevredenheid onder een groepje landgenoten. Die hebben echter hun ontevredenheid niet op een vreedzame wijze geuit, maar dood en vernieling gezaaid. Er werden honderden onschuldige mensen in de binnenlandse dorpen vermoord, huizen en dorpen in Moiwana, gebouwen in Paramaribo werden in brand gestoken. De brandweer werd zelfs tegen gehouden toen ze de brand wilden blussen. Kortom deze landgenoten hebben duidelijk gedemonstreerd niet van land en landgenoten te houden. Ze waren slechts uit op macht en eigen belang. Als jij je land tegen een ander land moet verdedigen, noem ik dat oorlog en dan wordt er geweld gebruikt. Maar geweld gebruiken tegen een brada of sisa is geen oorlogsgeweld, maar moord.                                                                   De huidige actievoerders hebben laten zien dat elk mens zijn ontevredenheid mag uiten zonder geweld te gebruiken tegen landgenoten en zonder hun land kapot te maken. Sterke, intelligente mensen strijden met woorden. Zwakke mensen met een geringe woordenschat grijpen naar geweld en destructie.

De strijd (innerlijk en uiterlijk) die wij mensen dagelijks moeten leveren, zal er altijd zijn. We zullen er heus niet van verschoond blijven. Wees nooit bang om ertegen te vechten of te protesteren want je staat niet alleen in je strijd. We trekken samen ten strijde tegen onrecht, armoede, corruptie leugen en bedrog en God zal altijd onze karavaanleider zijn. In wat voor een strei we ook terecht zullen komen, wi nafoe frede bika Gado de`en sa tan wi fesie man!

“We may have all come on different ships to Surinam, but we’re fighting together now the same battle for the same beloved country.”

Josta Vaseur

error: Kopiëren mag niet!