
Niet elke vergunninghouder heeft een bus en niet elke bushouder heeft een vergunning
Een bushouder was bereidwillig om toe te lichten waarom hij zijn restitutiecheque heeft laten liggen. Het is namelijk zo dat de restitutiecheque uitsluitend afgegeven wordt aan hen die over één of meerdere een bus(sen) beschikt, waarvan de rij- en voertuigenbelasting reeds is betaald. Daarnaast moet er een geldige trajectvergunning overgelegd worden. Door de jaren heen is er van de vergunning een “business” gemaakt, doordat het ministerie van Openbare Werken, Transport en Communicatie (OWT&C) met “names and faces” werkt bij de goedkeuring en afgifte van de trajectvergunning c.q. trajectwijziging. Wanneer er eenmaal een vergunning bemachtigd is, wordt er “monopolie” ermee bedreven, simpelweg omdat het ministerie zich niets aantrekt van wie wel of niet actief is in het particulier vervoer. Het enige dat de overheid controleert, is de geldigheid van de beschikking en de dagen waarop de desbetreffende bussen ingezet worden. Dit wordt dan meegenomen bij de uitbetaling van de brandstofcompensatie. Anno 2019 bestaat het fenomeen, waarbij niet elke vergunninghouder een bus heeft en niet elke bushouder over een vergunning beschikt. Ze zijn desalniettemin actief in de sector, doordat men bijvoorbeeld de vergunning verhuurt, uitleent of verkoopt (tegen exorbitante kosten) aan een ander. Volgens de bushouders hebben noch het ministerie, noch PLO, noch de Surinaamse Bushoudersorganisatie (SBO) zich vooralsnog voorgenomen om deze trend binnen de particuliere bussector te verbreken. Mahadewsing beweert dat de cheque op naam van de vergunninghouder dient te staan, aangezien PLO een verantwoordingsplicht heeft. Een uitzondering is mogelijk wanneer de vergunninghouder de bushouder de volmacht geeft om de cheque te ontvangen. Dit kan echter pas wanneer de verstandhouding tussen beide partijen goed is.
KSR
