Naar evenwichtige financiële verhoudingen

1RAMAUTARSINGH VESWanneer wij nuchter kijken naar de ontwikkeling van onze economie, sinds wij in 1975 hierover de volledige juridische en politieke verantwoordelijkheid kregen, overheerst er een gevoel van onvrede. Hoe komt het toch dat wij als land vol veelkleurige schoonheid, gezegend met een rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen en ruimschoots bevolkt met goedwillende, kundige mensen, er maar niet in slagen een duurzaam proces van zichzelf opstuwende sociale en economische ontwikkeling op gang te brengen? Is het niet schrijnend dat wij gedurende bepaalde perioden in onze geschiedenis hebben geworsteld met de gevolgen van het ernstig terugvallen van onze productie en koopkracht? Moeten wij aanvaarden dat te grote delen van onze bevolking nog steeds worstelen met nijpende armoede?
Te veel personen en instanties zoeken het antwoord op deze indringende vragen vooral buiten onze eigen invloedsfeer. Zij leggen het accent sterk op het feit dat wij telkens weer getroffen worden door een vermeend geheimzinnig en onafwendbaar noodlot. Dit noodlot zou zijn oorsprong vinden in het ons niet welgezinde kapitalistisch systeem, de met de regelmaat van een klok terugkerende schommelingen in de mondiale conjunctuur, de inmenging van neokoloniale mogendheden en in een aaneenschakeling van geopolitieke spanningen. Hierdoor hebben wij volgens hen geen andere keus dan genoegen te nemen met de voor ons ongunstig uitvallende beslissingen van multinationals en met scherpe schommelingen op de internationale grondstoffenmarkten. Deze gedachtegang houdt onvoldoende rekening met het feit dat onze betrekkingen met de mondiale economie ook perioden van aanzienlijke meevallers hebben opgeleverd. Niettemin schuilt hierin onmiskenbaar een grote kern van waarheid: het wisselende mondiale klimaat speelt ons meer parten dan bij andere landen het geval is. Tegelijk duwt deze gedachtegang ons al te zeer in een slachtofferrol en ontmoedigt ons eigen initiatief. Zij leidt tot onderschatting van ons eigen kunnen om de specifiek interne oorzaken van de achterblijvende en wisselvallige economische ontwikkeling zelf aan te pakken. Het is immers minstens even onmiskenbaar dat wij zelf te weinig ondernemingsgeest, moed en durf tonen om de eenzijdige en kwetsbare afhankelijkheid van het buitenland te matigen. Vereniging van Economisten in Suriname S E V Postbus 8208 Elisabethshof Paramaribo – Suriname Mede door onze onvoldoende eigen inzet en te vaak ook door een verkeerde beleids- en bedrijfsvoering, spelen factoren als de kleinschalige omvang en eenzijdige structuur van het productieapparaat, de beperkte concurrentiekracht, het gebrekkig institutioneel kader en het betrokken investeringsklimaat ons meer parten dan bij een wijs beleid het geval zou zijn geweest. Wij doen zelf gewoon te weinig om het bedoelde samenstel van interne structurele knelpunten effectief aan te pakken en ons levenslot meer in eigen hand te nemen. Volgens ons moet het accent bij het opsporen van de oorzaken van het stroef verlopend ontwikkelingsproces dan ook niet primair op de externe, maar veeleer op de interne oorzaken worden gelegd. Alleen daaraan kunnen wij iets doen.
Het gevoerde budgettaire en monetaire beleid
De eerder aangeduide externe en structurele knelpunten zijn een bron van zorg; een zorg die nog wordt versterkt door het verkeerde conjunctuurbeleid. Gelet op de overheersende invloed die het budgettaire en monetaire beleid al decennialang heeft uitgeoefend op het economisch proces, besteden wij in de rest van onze boodschap hieraan aandacht. Met zorg stellen wij vast dat dit beleid weer volop in de belangstelling staat als gevolg van de relatief omvangrijke leningsactiviteiten van de overheid en meer recent door politieke interventies bij de Centrale Bank. Kenmerkend voor het budgettaire en monetaire beleid is dat de overheid te vaak heeft getracht de effecten van mondiale conjuncturele inzinkingen en van een tekort aan solide financieringsmiddelen, op te vangen door onverantwoorde beroepen te doen op schuldfinanciering. Ook met verkiezingen in aantocht is de overheid geneigd meer uit te geven dan verantwoord is. Intussen weten wij uit eigen ervaring dat de hiermee gepaard gaande geldschepping slechts zeer kortstondig enig soelaas brengt. Daarna veroorzaakt zij een rampzalig zichzelf versterkend proces van aantasting van de wisselkoers en daarmee samenhangende daling van de koopkracht van onze burgers. Wij hebben ervaren dat onverantwoorde geldschepping ons inkomen en vermogen uitholt en ons daardoor allen armer maakt, zonder dat daar tegenover aantoonbare voordelen staan. Op basis van beschikbare gegevens moet helaas worden vastgesteld dat de overheid en de private sector door een averechtse beleidsvoering te weinig van hun gestelde doelen hebben bereikt. In bepaalde perioden is er zelfs sprake geweest van achteruitgang. Doordat het budgettaire en monetaire beleid te vaak hun toevlucht hebben genomen tot slechte financieringsinstrumenten, is aan onze economie en onze burgers grote schade berokkend. Hierdoor heeft ons vertrouwen in de toekomst op gezette tijden dieptepunten bereikt. Ook nu leven nog te veel medeburgers in armoede en ellende zonder een hoopvol toekomstperspectief, ondanks de verleende algemeen geldende subsidies op openbare voorzieningen en de aan bepaalde groepen van individuen verstrekte sociale steun. Toch blijft vooral de overheid geneigd onverantwoorde beroepen te doen op geldschepping om de directe nood van onze burgers te verlichten. Anderzijds doen wij te weinig aan het aanpakken van allerlei fysieke, institutionele en organisatorische knelpunten. Als wij niet bereid zijn lering te trekken uit onze geschiedenis zullen wij in de toekomst de verkeerde keuzes herhalen.
Beleidsautonomie voor onze Centrale Bank
Tijdens perioden van overmatige geldschepping is de Centrale Bank gedegenereerd van de bij wet aangewezen autonome hoedster van onze nationale munt tot grossier in geld. De pijnlijke gevolgen van deze degeneratie hebben wij in het voorgaande belicht. Juist door deze gevolgen kunnen wij het overmatig scheppen van schulden en geld niet normaal vinden en mogen wij dat nimmer meer tolereren. Laten wij nu eindelijk serieus zijn en beseffen dat overmatige geldschepping geen duurzame, hoogwaardige welvaart brengt voor ons land. Echte welvaart moet worden verdiend doordat ieder van ons naar eigen kunnen werkt en samenwerkt om het beste uit het leven te halen, door bereid te zijn elkaar te ondersteunen wanneer dat echt nodig is en door daadwerkelijk bij te dragen aan de ontwikkeling van onze gehele gemeenschap.
Om terugvallen in onze welvaart te voorkomen en het ontwikkelingstempo te versnellen, moet het roer om. Het is de hoogste tijd om met een deugdelijk lange termijn plan als kompas in onze handen meer weldoordachte maatregelen te nemen om onze sociale en economische doelen te realiseren. Van dit plan dient een verantwoorde budgettaire en monetaire strategie onderdeel te zijn, die zich richt op een beheerste geldgroei. Wijsheid, inspanningen en discipline zijn hiervoor vereist, omdat wij daardoor bijdragen aan het scheppen van een omgevingsklimaat dat bevorderlijk is voor onze reële welvaartsgroei. Om reële welvaartsgroei te bevorderen, is het essentieel dat de Centrale Bank de aan haar bij wet toevertrouwde taak tot borging van de monetaire en financiële stabiliteit naar eigen inzicht deskundig uitvoert. Dit vereist allereerst dat de macht tot het door de Staat doen van een beroep op de Centrale Bank onvoorwaardelijk en definitief uit handen van de politiek wordt gehouden en dat geldschepping door de andere banken wordt beteugeld. Hierin zal zij pas slagen indien zij autonoom functioneert zoals ook door de wetgever bedoeld. Met dit doel voor ogen, dient zij de druk te weerstaan van korte termijn politiek geïnspireerde voorkeuren en van acties van pressiegroepen die enkel enge eigen belangen nastreven.
De mate waarin de Bank de van buiten op haar afkomende druk naar de toekomst toe beter zal kunnen weerstaan, dan in het verleden te vaak het geval is geweest, hangt goeddeels af van de wijsheid van politici. Van doorslaggevend belang is uiteindelijk de mate waarin onze samenleving waarde toekent aan behoud van monetaire en financiële stabiliteit. Daarom moeten de beleidsmakers elke vorm van beïnvloeding van de Centrale Bank nalaten en haar de ruimte en rust gunnen om te kunnen functioneren als het monetaire geweten van onze politici en burgers; een rust en ruimte die zij op haar beurt optimaal behoort te benutten door de Bank vanuit hoge beginselen en international best practices te besturen.
Ir. W. Ramautarsing
(Voorzitter VES)

error: Kopiëren mag niet!