Steven Mac-Andrew: “In tegenstelling tot Guyana heeft Staatsolie een betere aanpak”

Steven Mac-Andrew, directeur bij de Vereniging van Surinaams Bedrijfsleven, is ingenomen met de stap van Staatsolie Maatschappij om de status van het Surinaams bedrijfsleven te bestuderen. Staatsolie is op 1 februari 2018 gestart met de uitvoering van een Industrial Baseline Study (IBS). Het doel hiervan is om vast te stellen in hoeverre het lokale bedrijfsleven in staat is om goederen en diensten te leveren voor de offshore-olie-industrie. Dit is een uitvloeisel van de hoop/ verwachting dat er voor de kust van Suriname olie gevonden wordt. Er wordt een snapshot gemaakt van het bedrijfsleven. Gekeken wordt naar de groei die moet worden gerealiseerd om het bedrijfsleven te laten mee-participeren. “Zo weten wij wat wij moeten doen. Je moet niet achter de feiten aanhollen. Dat zien wij nu in Guyana gebeuren. Alle services voor de offshore in Guyana komen nu uit Trinidad”, zei Staatsolie-directeur Rudolf Elias eerder aan Dagblad Suriname.
De offshore-olie-industrie in Suriname is nog in een vroege fase van ontwikkeling. De recente grote olievondsten in buurland Guyana hebben wel het geloof versterkt dat de komende jaren ook in Suriname olie in zee gevonden wordt. Het Surinaamse bedrijfsleven wil volgens Staatsolie graag deelnemen aan deze sector. Staatsolie acht het daarom belangrijk dat een IBS wordt uitgevoerd om inzicht te krijgen in het vermogen en de capaciteit van het lokale bedrijfsleven. Daarbij zal tevens worden nagegaan in welke mate Surinaamse opleidings- en trainingsinstituten de benodigde scholing en vaardigheden kunnen leveren. Als onderdeel van deze studie wordt er een enquête uitgevoerd onder lokale ondernemingen. “Wat Staatsolie doet is zeker interessant voor de VSB, maar in het bijzonder voor het Surinaams bedrijfsleven”, stelt Mac Andrew. Hij denkt ook in de richting van een sneeuwbaleffect op de economie van Suriname bij een mogelijke vondst van olie voor de kust. “Het bedrijfsleven moet inderdaad worden voorbereid op een mogelijke vondst en hoe zij daarop kan inspelen”, stelt de VSB-directeur.
De directeur houdt er rekening mee dat een olievondst nog moet komen en er nog niet is. Echter benadrukt hij de significante stuwkracht van een mogelijke olievondst op de bedrijvigheid in Suriname. “Net als Staatsolie duimen wij ook dat er wat gevonden wordt. Je ziet hetzelfde geburen in Guyana. De enorme vondsten hebben toch geleid tot een zekere boost van de economie daar. Er worden werken uitgevoerd. Er is bedrijvigheid. In tegenstelling tot Guyana, heeft Staatsolie toch een betere aanpak. Voordat de vondst er is, wil men ons voorbereiden”, aldus Mac Andrew.
Ook op het gebied van investeringen in het ontwikkelen van de vondsten treft de oliemaatschappij voorbereidingen. Het ontwikkelen van een potentiele put zal volgens Elias al gauw 5 tot 6 miljard US$ kosten. Als Staatsolie voor bijvoorbeeld 20% wenst deel te nemen in de investering, heeft het al gauw meer dan een miljard US$ nodig. “Als wij mee willen doen (over een jaar, 2 of 3) betekent het dat wij ons klaar moeten maken. Ik kan niet op de dag van een grote olievondst ergens een miljard US$ gaan zoeken”, aldus Elias. In het tweede kwartaal van dit jaar moet het onderzoek al zijn afgerond.
Kavish Ganesh

error: Kopiëren mag niet!