Verwantschap

Het kost af en toe moeite de verleiding te weerstaan ook eens iets te schrijven over waar velen in dit land vol van zijn: de belabberde staat van het Surinaamse huishoudboekje. Over hoe steen en been wordt geklaagd over het in de ogen van velen falende landsbestuur maar hoe weinig al die misprijzende woorden vergezeld gaan van concrete daden van de critici om die situatie daadwerkelijk te veranderen. Maar de impuls is dan meteen: niet doen. Wat zal een parvenu uit het land van de voormalige kolonisator zich met de Surinaamse politiek bemoeien? Daarom beter een stukje over iets dat op het eerste gezicht iets voor de kinderpagina lijkt: onze kleine mede-schepseltjes die dit land in oneindig grote aantallen bevolken.
Wie ooit tijdens het spitten in zijn tuin een kolonie van die venijnige rode mieren is tegengekomen zal zich hebben verbaasd over de onverschrokkenheid waarmee de nietige beestjes hun eigen leven op het spel zetten om de indringer het hazenpad te doen kiezen. En zij slagen daar vaak genoeg in met als gevolg dat de mierenkolonie onder dat heuveltje aan de voet van de manJaboom in uw tuin daar nu nog steeds zit. Waar komt die rücksichtsloze opofferingsgezindheid van ‘hymenoptera’ vandaan ? We moeten daarvoor teruggaan naar het ‘waarom’ van al dat gewriemel op onze planeet. Dat ‘waarom’ is niets anders dan het zorgen voor meer mieren. Althans vanuit mierenstandpunt. Dat het voor de zogenoemde ‘hogere’ diersoorten, wij inbegrepen, niet anders is beschreef ik in eerdere stukjes in deze krant.
Wanneer mieren zich zouden vermenigvuldigen op een wijze zoals dat gebruikelijk is bij de meeste andere dieren, van de grootste tot de kleinste, dan zouden zij onooglijke beestjes zijn gebleven zoals er tientallen in uw tuin rondscharrelen: onopgemerkt en bang voor bijna alles. Maar doordat mieren een heel speciale voortplantingsstrategie hebben ‘uitgevonden’ zijn ze de gehele insectenwereld gaan domineren. Wie kent niet de mierenkoningin, die als enige van de kolonie eieren legt en de werksters die die eieren en larven verzorgen ? En niet te vergeten de ‘nutteloze’ mannetjes, die niets in de melk hebben te brokkelen ? Maar kent men ook de clou, die ten grondslag ligt aan dat alles ?
Wie veel nakomelingen krijgt heeft veel voortplantingssucces. Hij of zij geeft dan veel genen door aan het nageslacht. Wie weinig of geen kinderen krijgt heeft weinig of geen voortplantingssucces. Toch kan laatstgenoemde genen doorgeven aan het nageslacht. Dat gebeurt bijvoorbeeld als een kinderloze vrouw haar zuster trouwhartig helpt bij het grootbrengen van haar neefjes en nichtjes, waardoor die meer kinderen kan grootbrengen dan zij zonder zusters hulp had gekund. Haar kinderen hebben voor een kwart dezelfde genen als hun tante en die heeft dan geen voortplantings- maar genetisch succes.
Genetisch succes speelt een hoofdrol in de mierenmaatschappij. De mierenkoningin paart met een mannetje en legt daarna twee soorten eieren: bevruchte en onbevruchte eieren. Uit de onbevruchte eieren komen mannetjes. Omdat zij uit onbevruchte eieren komen hebben de vaderloze beestjes maar één enkel stel genen, alle afkomstig van de koningin. Uit de bevruchte eieren komen vrouwtjes. Zij hebben een dubbel stel genen afkomstig van zowel hun vader als hun koningin-moeder. Zij blijven bij de koningin en doen letterlijk alles voor de mierenkolonie, behalve zich voortplanten want ze zijn steriel. Zij offeren zich volledig op en verdedigen de kolonie te vuur en te zwaard. Waarom doen ze dat?
Stel dat een werkster wèl vruchtbaar was en gewoon een dochter (of zoon) kreeg. Dan zou elke nakomeling de helft van haar genen krijgen. Maar als de koningin een dochter krijgt (een zuster van de werkster dus) dan heeft de werkster driekwart van haar genen met dat nieuwe vrouwtje gemeen. Immers, de vader van de werkster (die de koningin bevruchtte) had maar één stel genen omdat hij voortkwam uit een onbevrucht ei. Al zijn nakomelingen krijgen van hem dus dezelfde genen. Alleen de moeder (de koningin) geeft twee stel genen aan elk van haar eieren mee. De mate van verwantschap tussen de werksters is dus driekwart. (Voor de wiskunde-liefhebber: (1 x ½) + ( ½ x ½) = ¾ ). Voor een werkster zijn nakomelingen van haar moeder voor haar eigen genetisch succes dus profijtelijker dan die van eigen nakomelingen – als ze die zou hebben gekregen. Vandaar de tomeloze en onverschrokken inzet voor haar koningin-moeder en de kolonie en vandaar het fanatisme van de rode plaaggeesten in uw tuin als u hun nest verstoort !
De wonderlijke voortplantingsstrategie van mieren is ongetwijfeld verantwoordelijk voor hun succes. Hun wereldwijde aantal beloopt een 1 met achttien nullen en zij leven op elke uithoek van de aarde, op Noord- en Zuidpool na. Hun aantal soorten gaat elke verbeeldingskracht te boven: op één vierkante kilometer in het Surinaamse regenwoud leven meer soorten mieren dan alle soorten primaten op aarde. Hun biomassa en energieconsumptie overtreft dat van alle gewervelden samen. Bij nader inzien toch niet minder fascinerend dan de Surinaamse politiek.
Anton van den Broek

error: Kopiëren mag niet!