Listen der activisten

De grote aandacht voor onze leefomgeving zoals wij die tegenwoordig kennen is nog betrekkelijk jong. Tot ver in de jaren zeventig van de vorige eeuw betekende ‘milieu’ iets anders dan nu. Volgens een bekende definitie is het ‘het geheel van de natuurlijke, maatschappelijke en culturele omgeving aan dat invloed heeft op een levend wezen’. Hilariteit wekte de uitspraak van een toenmalige Nederlandse minister, door haar Franse collega bevraagd omtrent de aard van haar ministerschap: ‘Je suis le ministre du milieu’: ‘ik ben de minister van de onderwereld !’ Het waren de dagen dat nog niemand maalde om de uitstoot van kooldioxide door zijn Deux Chevauxtje of Renaultje-4. Opwarming van de aarde? Nooit van gehoord!
Maar de tijd staat niet stil. In een deel van mijn werkzame leven had ik nogal wat van doen met de Hollandse milieubeweging. Als secretaris van een lobbyclub van de Nederlandse zeehavens – van het reusachtige Rotterdam tot het nietige Maassluis – heb ik mij immer verwonderd over het fanatisme en het ontbreken van elk gevoel voor relativering waarmee die beweging elke uitbreiding of groei van de havens tegenwerkte. Een paar voorbeelden hoe die beweging vaak te werk ging.
Zeehavens barsten in economisch voorspoedige tijden soms uit hun voegen. Zij moeten dan nieuwe haventerreinen ontwikkelen. Dat gebeurt vaak door het opspuiten van zand dat elders uit zee wordt gewonnen. Op die inklinkende nieuwe zandvlakten verschijnen al snel zogenaamde ‘pionierplanten’ en die trekken nieuwe dieren aan zoals de ‘rugstreeppad’, een beschermde amfibie. ‘De rugstreeppad is een typische pioniersoort die bij uitstek gedijt in terreinen met een hoge, door de mens ingebrachte dynamiek’, aldus de biologische vakbladen. Toen er dus op de Tweede Maasvlakte, een opgespoten zandvlakte bestemd voor nieuwe Rotterdamse havenbedrijven, weldra rugstreeppadden werden gesignaleerd was de milieubeweging er als de kippen bij om moord en brand te schreeuwen. ‘Onaanvaardbaar dat dit beestje moet wijken voor de aanleg van weer een haven’. En zij vond zoals gebruikelijk een gretig oor bij radio en TV en dus liep aanleg van de Tweede Maasvlakte grote vertraging op!
In de monding van de Amsterdamse haven bij IJmuiden vond iets soortgelijks plaats. Hier voerde de milieubeweging een jarenlang gevecht tegen havenuitbreiding en ook hier was een daartoe bestemd gebied al opgespoten met zand. Plotseling moest het werk worden stilgelegd omdat er een ‘zandhagedis’ was gesignaleerd. Zandhagedissen zijn in het kille Nederland een betrekkelijke zeldzaamheid en als ze al voorkomen is het op de zandgronden in de zuidelijke provincies. Maar nu bleek er een rond te wandelen in het westen van Nederland. Hoe kon dat? De milieubeweging had een paar exemplaren gevangen en deze uitgezet in het opgespoten gebied bij IJmuiden. En het werk werd stilgelegd!
De milieubeweging had het tij mee, onder meer door de niet aflatende aandacht van televisie en radio. Maar zij was ook intern goed georganiseerd en men kende zijn zaakjes. Zij zorgde voor sterke banden met de beslissers in milieuzaken: ambtelijke diensten bij provincies en gemeenten, het justitiële apparaat en de Raad van State (rechter in bestuursgeschillen). Maar het belangrijkste bastion dat zij bezette was het Ministerie van Milieu. Zij wist te bereiken dat ambtenaren van dat ministerie zonder uitzondering werden gerekruteerd uit de milieubeweging: als je daar niet je sporen had verdiend had je geen schijn van kans bij een sollicitatie. Zelfs de toenmalige minister liep braaf aan haar leiband. In een vergadering van mijn ‘Havenraad’ zei hij eens dat als havenbedrijven niet aan hun milieuverplichtingen konden voldoen zij zich maar in een ander land moesten vestigen! De liberaal was zó gedresseerd dat hij zelfs na zijn ministerschap actief bleef in de milieu-scene.
De opkomst van het ‘milieu’ leidde tot het ontstaan van een scala aan nieuwe professies. Zo schoten zogenoemde ‘milieu-adviesbureaus’ als paddenstoelen uit de grond. Als een bedrijf wilde uitbreiden maar die uitbreiding werd belemmerd wegens milieugevolgen, dan werd aan dat bedrijf door de vergunningverlenende instanties geadviseerd om eerst eens zo’n milieu-adviesbureau in te schakelen. Het bedrijf begreep dan al snel de handjeklap tussen de twee, maar speelde het spel ‘pour besoin de la cause’ liever mee dan zijn uitbreiding te verspelen.
Als secretaris van de Nederlandse havens was ik betrokken bij een onderafdeling van de Verenigde Naties, de International Maritime Organization. afgekort IMO. En die had weer een voorbereidingscommissie als het ging om het schoonhouden van de zee. Deze club slaagde erin om in vrijwel elke vergadering nieuwe belemmeringen voor de scheepvaart op te werpen. Zeeschepen hadden bij wijze van spreken een boekhouder aan boord nodig om alle regeltjes bij te houden. Een van die belemmeringen betrof het zogenoemde ‘ballastwater’.
Wanneer een groot zeeschip, bijvoorbeeld een olietanker, zijn lading gelost heeft en terugvaart om nieuwe lading op te halen, kan dat niet zomaar. Het schip ligt dan zo hoog op het water dat het onbestuurbaar is. Het moet ballastwater innemen. Dat moet van de milieubeweging ook nog eens in aparte tanks. Maar, bedachten de milieumensen: een schip dat ballastwater op één plek heeft ingenomen mag dat niet zomaar op een andere plek lozen. Want in dat water zouden wel eens voor die andere omgeving vervelende plantjes en beestjes kunnen zitten! Nee, het moet verhit worden of met chemicaliën behandeld zodat de beestjes doodgaan! Op symposia heb ik wel eens tegengeworpen dat op allerlei manieren uitwisseling van organismen plaatsvindt bijvoorbeeld door zeestromingen of door de bewegingen van de grote zeezoogdieren. En dat organismen uit een tropische omgeving niet zo snel zullen gedijen in een koude omgeving (en omgekeerd) als ze daar al een partner weten te vinden met het oog op gezinsuitbreiding. Maar je legt het dan al snel af tegen de eerder genoemde milieu-adviesbureautjes – ook steeds prominent aanwezig op dergelijke symposia – bezorgd als die zijn voor hun broodwinning.
Een ander onderwerp waarover de milieubeweging zich zeer bezorgd toonde was het gebruik van anti-fouling in scheepsverf. Op een scheepsromp die niet met deze verf is behandeld gaan in korte tijd zo veel eendenmosselen en zeepokken aangroeien dat het schip bijna niet meer vooruitkomt. Het heeft in elk geval een dubbele hoeveelheid stookolie nodig om te varen. Maar de verf spoelt na verloop van tijd van het schip af en komt in het zeewater terecht waar het zijn verderfelijke invloed heeft op andere organismen, zo vond de milieubeweging. Gevolg: het gebruik van antifouling in scheepsverf werd verboden. Later onderzoek wees uit dat alle grote zeedieren – walvissen, dolfijnen, haaien, roggen – antifoulings ontwikkelen om zich de aangroeisels van het lijf te houden. Het daarin voorkomende vergif blijkt veel sterker dan dat in scheepsverf!
Maar de milieubeweging heeft de wind in de zeilen. Ze bespeelt de media op onnavolgbare wijze en heeft overal haar ‘mannetjes en vrouwtjes’, vooral bij radio en televisie. Op geraffineerde wijze weet zij haar modieuze boodschap aan de man te brengen en om een leugentje meer of minder maalt zij niet. Zelden geven de media haar opponenten gelegenheid tegenargumenten aan te voeren. Relativering en realiteitszin zijn woorden die je in het woordenboek van de milieubeweging vergeefs zoekt. Wie een uurtje boven een druk verkeersviaduct in de Verenigde Staten, Japan, Brazilië of India de niet aflatende stroom auto’s onder zich voorbij ziet trekken realiseert zich dat die stroom op geen enkele manier meer is te stoppen. Het zijn dezelfde stromen die continu, de klok rond, op duizenden andere plekken in de wereld voorbij trekken. We moeten ermee leven – er zit niets anders op. Of die auto’s nu op fossiele brandstof rijden of elektrisch maakt niet uit. Ook de stroom voor elektrische auto’s wordt in centrales opgewekt en die draaien niet op water. Dat dat zou kunnen op uitsluitend op zonne- of windenergie gelooft alleen een naïeveling. Homo sapiens heeft zich in de loop van zijn geschiedenis weten aan te passen aan de immer voortschrijdende veranderingen in zijn leefomgeving. Hij heeft ijstijden en warme tijden overleefd en met technologische ontwikkelingen zal het niet anders zijn.
Anton van den Broek (Jurist/Bioloog)

error: Kopiëren mag niet!