De kleingeestigheid van JERRY G. MIRANDA VERSUS RAPAR

Waarschuwing: in onderwerpelijk betoog zal uiteen worden gezet dat Miranda niet alleen een zeer slechte minister is, neen, hij geeft blijk van het niet weten op welke wijze een minister gehouden is een besluit te nemen, hij is een OOBO (een Onbewust Onbekwaam en Bewust Onbekwaam individu), hij moet schriftelijk en in het openbaar zijn excuses aan Rapar aanbieden!
Miranda denkt dat hij een betoog tegenover Rapar heeft gehouden bestaande uit valide argumenten en een daaraan te koppelen conclusie. Laten we eens nauwkeurig naar zijn betoog kijken. Onthoud het volgende: een ministerieel besluit moet gegeven de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voldoen aan het motiveringsbeginsel en daaraan gecorreleerd het rechtszekerheidsbeginsel. De motivering van zijn besluit moet aldus impliciet zijn grondslag vinden in het geldende recht. Het geldende recht is niet alleen te ontlenen aan een wettelijke regeling maar is ook te vinden in het recht, namelijk de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Wat doet Miranda, met andere woorden wat is de aard van zijn betoog i.c. stellingen? Bevatten de stellingen valide argumenten die volledig in overeenstemming zijn met de realiteit of zijn de gehanteerde argumenten gegeven hun aard onvoldoende in het beschrijven van de realiteit en dat daardoor de conclusie een rechtvaardiging heeft gevonden en hij daarom bevoegd zou zijn een rechtens juist besluit te hebben genomen?
Het betoog van Miranda analytisch beschouwd:
1Zijn eerste bewering is een conclusie zonder voorafgaande argumenten. Deze stelling is kenbaar een conclusie te zijn. De argumenten die eraan vooraf behoren te gaan worden niet gegeven. Immers, alvorens men een conclusie velt is men gehouden de aan de conclusie ten grondslag liggende argumenten vooraf te stellen. Zodoende kan de lezer de gevelde conclusie toetsen op zijn waarheidsgehalte en/of nagaan of de gegeven argumenten leiden tot de getrokken conclusie. Dus Miranda verkondigt een oordeel/een stelling (meer precies conform de leer van de propositie logica een gevolgtrekking) zonder de vereiste argumenten voor te leggen. Met andere woorden Miranda gedraagt zich als een autoritaire minister, een dictatoriale minister.
Tekstueel technisch beschouwd:
Miranda plaats de benaming van het programma tussen leestekens. Deze leestekens duiden aan dat er sprake is van cynisme. Het feit dat Miranda het als zodanig opschrijft geeft aan dat hij blijkbaar en dus niet schijnbaar, het besef niet heeft van wat de inhoud van een cynisch programma is. Cynisme kent vrijwel geen beperkingen in de geest van het universele mensenrechtenbeginsel “Vrijheid van meningsuiting”, maar ook het beginsel “Vrijheid van geest” (zie IVBPR, ofwel het mensenrechtenverdrag van de VN, door Suriname wettelijk erkend in 1976), dat als impliciete beginsel haar werking krijgt om het eerstgenoemde beginsel invulling te geven. Onbeperkte vrijheid tenzij sprake is van racisme en discriminatie. “In uw programma “Zeven Even” wordt reeds langer dan drie jaren in strijd met artikel 5 van de resolutie van 14 april 2009 no. 3394/09 gehandeld.
De tweede bewering van Miranda, wederom een conclusie maar geen argumenten die de conclusie staven, kijk maar. De feiten die concluderen dat als dan sprake is van zeer grove en beledigende wijze besproken hebben van individuen en staatsorganen, worden niet genoemd. Welke feiten, wat zijn de argumenten die de gevelde conclusie rechtvaardigen? Miranda gedraagt zich weer autoritair en dictatoriaal. Miranda motiveert zijn stellingen niet. Hij verkondigt gevolgtrekkingen/conclusies. Het motiveringsbeginsel legt aan een minister de verplichting op haar besluit van feiten voorzien deugdelijk te motiveren. Dat doet Miranda niet!. Dit niet doen maakt dat hij tegelijkertijd strijdig handelt met het rechtszekerheidsbeginsel.
De derde bewering van Miranda, ja, weer een conclusie zonder voorafgaande argumenten die een beschrijving behoren in te houden van de relevante feiten in de actuele realiteit: Herhaald stellen we vast dat Miranda’s bewering slechts bestaat uit een conclusie, een gevolgtrekking. De feiten die wel of niet de uitgesproken conclusie moeten rechtvaardigen ofwel blijk zouden kunnen geven dat de gevelde conclusie als onhoudbaar heeft te gelden, worden niet gegeven. Ja, wederom strijdigheid met het motiveringsbeginsel en dus het rechtszekerheidsbeginsel.
Miranda moet:
1. aangeven welke uitspraken zijn gedaan en gegeven de aard van de uitspraken laten zien
dat sprake is van het uiten van beledigingen. Heeft Miranda niet gedaan!
2. aangeven welke uitspraken buiten proportioneel zijn. De uitspraken weergeven en een
norm aanhalen waaruit zal moeten blijken dat de uitspraken werkelijk als buiten
proportionele uitspraken kunnen worden gekwalificeerd. Heeft Miranda niet gedaan!
3. Welke uitspraken zijn gedaan en blijkt uit de uitspraken dat ze geen realiteitsgehalte
hebben en dus de conclusie rechtvaardigen dat het als laster kan worden bevonden.
Welke uitspraken zijn gedaan ten opzichte van de waarheid (welke) en dus de kwalificatie
een leugen te zijn verdienen? Welke uitspraken zijn gedaan ten opzichte van welke
werkelijk gebeurde feiten en dus de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van
verdraaiingen. Ai boi, Miranda doet dat niet!
”In het genoemd programma worden dagelijks op zeer grove en beledigende
wijze de volgende categorieën van mensen besproken…”
“De uitspraken zijn: 1. onnodig beledigend; 2. buiten proportioneel; 3 gebaseerd op laster, leugens en verdraaiingen van werkelijk gebeurde feiten.
De vierde bewering van Miranda betreft wederom een conclusie waaraan de feiten die een dergelijke conclusie kunnen rechtvaardigen wederom niet zijn gegeven. De redenering van Miranda bestaat uit een opeenstapeling van conclusies waaraan de ten grondslag liggende argumenten niet zijn gegeven, kijk maar:
Het betoog van Miranda geldt volgens de propositie logica een cirkelredenering te zijn. De feiten die moeten worden bewezen worden als bewezen aangenomen (in het hoofd van Miranda aanwezig, voor Rapar en het publiek helaas niet kenbaar) en eenmaal eerder getrokken conclusies worden als argument aangenomen voor een volgende conclusie. Wie dat doet handelt volledig in strijd met de leer van de logica en in dit geval strijdig met het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel om een geldig besluit te nemen.
Conclusie: Het betoog van Miranda is in strijd met wet en recht. Miranda geeft daarmee duidelijk het bewijs een minister te zijn, niet waardig te zijn. Het besluit wordt door een rechter onmiddellijk van tafel geveegd.
Tegelijkertijd pleegt Miranda een aanslag op de Vrijheid van Meningsuiting. Hij is degene die op grove en beledigende wijze een programmamaker blameert. Al doende handelt Miranda in strijd met wet en recht en geeft blijk een OOBO te zijn. Weg ermee. Miranda geeft blijk het beginsel van Good Governance niet te snappen, hij heeft er geen besef van, hij is een OOBO.
Terzijde: In de Nationale Assemblee zijn de Futu bois van Baas B weer parlementair dictatoriaal bezig geweest toen ze van Marinus Bee (Abop) eisten dat hij zijn woorden dat alsdan door Miranda tegenover Rapar sprake zou zijn van een “bedreiging”, moest terug nemen. Uiteindelijk stelde Bee dat er sprake zou zijn van een “aanmaning”. Welnu, dit is echt strijdig met de realiteit. De ingebrekestelling is feitelijk een bedreiging. De ingebrekestelling verwoordt het genomen besluit en dit besluit is kenbaar een sommatie te zijn en behelst in zich de eis het programma te staken. DNA-leden geven ook blijk van het zijn van OOBO’s. Weg ermee!
Stel vast dat het openbaar bestuur door de bestaande politieke partijen tot uitvoering gebracht niet kwalificeren tot het aanwezig zijn van Good Governance. Ze zijn het niet waard bestuurders te zijn.
Maisha E. Neus

error: Kopiëren mag niet!