Toelagen en loonsverhoging verwaarlozen weer hoger kader

De loonsverhoging die door de overheid toegekend is aan alle ambtenaren ingaande april 2016 heeft een doorwerking niet alleen binnen de verschillende groepen (lager, midden- en hoger kader) maar zal ook implicaties moeten hebben voor de private sector en zelfs voor de gepensioneerden in overheidsdienst en buiten overheidsdienst. Door de CLO is uitgelegd dat het in eerste instantie gaat om een netto-toelage vanaf april 2017 beginnende van SRD 375 en vervolgens van SRD 500. In januari 2018 moeten deze toeslagen worden gebruteerd, dus moet het worden opgenomen in de ‘bezoldiging’ waardoor het een invloed zal beginnen te krijgen op de pensioeninhoudingen en de loonbelasting. Het bedrag van SRD 500 zal, als het op hetzelfde niveau blijft, dus netto minder opbrengen. Door de overheid is niet gekozen voor een procentuele verhoging maar een netto-toelage breed over de hele linie. Dat betekent dat het lager kader een loonsverhoging zal ervaren van rond de 37% – 50%, terwijl het hoger en middenkader een verhoging zal merken van 19 % en later 26 % voor de bachelors (mbo/hbo-middenkader) en 16% en 22% netto voor de masters afgestudeerden (hoger kader). Voor het hoger kader dat een schaal hoger zit in een leidinggevende positie zijn de verhogingen zeer marginaal van eerst 14% en daarna 19%. Zo is te zien dat de CLO weer alleen pleit voor het lager kader dat overbodig is en totaal niets bijdraagt aan de daadwerkelijke ontwikkeling van het land. Het systeem dat de CLO heeft afgesproken met de regering, bevoordeelt en beloont het improductieve deel van de ambtenarij en verwaarloost het midden en hoger kader dat het overheidsbeleid moet formuleren, aanpassen en uitvoeren. De overheid zelf ziet het belang van het hoger kader niet in, de overheid verwacht vanwege mismanagement en het niet besturen van het land, niet veel van het hoger kader. De partijen vinden het kennelijk alleen belangrijk om salarissen te betalen. Iedereen heft dan een inkomen, waardoor iedereen blij is. De benadering die partijen (overheid-vakbond) tegenover de ambtenarij aan de dag leggen, is dat ambtenaren niet verplicht zijn om bij te dragen aan de ontwikkeling van het land. De overheid is blij als de kantoren worden schoongemaakt, de technische diensten ervoor zorgen dat water en elektra werken en dat de terreinen en gebouwen onderhouden worden. De kantoren moeten open en vol zijn met op elkaar zittende ambtenaren, ze hoeven geen oplossingen te bedenken om de problemen van de Surinaamse mens op te lossen. Met de verhoging die toegekend is, geven de betrokken partijen aan dat men het midden en hoger kader kan missen. Het verschil tussen een bachelor van de universiteit en een schoonmaakster die pas begint met de verhoging van SRD 500 minder dan 2 op 1. De betrokken partijen hebben de overheid steeds meer en meer gemaakt tot een opvangcentrum waar men voor niet werken en zonder opgedane skills een salaris kan ontvangen. Het enige wat men moet doen is loyaal zijn aan de politieke partij en zich militaristisch opstellen, een school hoeft men niet af te maken. De grootste en steeds groter wordende groep binnen de overheid is het lager kader. Er is al decennialang een groter wordende overschot aan lager kader en een stijgend tekort aan hoger kader. Onder druk van de vereniging van hoger kader bij de overheid voor betere waardering, bracht het Planbureau in 1992 een stand van zaken uit, waar men de vacatures voor hoger kader bij de overheid vaststelde. Het Fiso is voortgevloeid uit de druk die het hoger kader via de vereniging heeft gezet in de jaren ’90 beginnende bij het rapport Tjong A Hung. De hele analyse voor functiewaarderingen binnen de overheid had een primair doel: beter waarderen van strategisch hoger kader, waardoor het land sterke instituten krijgt en weerbaar wordt. Met het ten onder gaan van de hoger kadervereniging (door rekrutering van de trekker door een ziekenhuis als manager), viel de druk van het hoger kader uit. Het vacuüm dat ontstond, terwijl Tjong A Hung en allerlei andere exercities gaande waren, werd dankbaar opgevangen door CLO die uitdrukkelijk aangaf uitsluitend of voornamelijk op te komen voor de met vlaggen zwaaiende schoonmaaksters en het overtollige lager kader. Er was zelfs een afkeer te proeven op verschillende momenten bij deze vakbond tegenover het hoger kader dat te netjes Nederlands zou praten en derhalve een verlengstuk zou zijn van de ‘kolonisator’. Bij de finalisering van het Fiso kwam nog bijkijken dat de politiek een scheiding wilde maken in beloning tussen de hogere en zwaardere (politieke) beleidsadviseurs en de tweederangsbeleidsadviseurs, waardoor 5 voor 12 in de top een extra schaal werd ingeperst, althans waardoor het hoger geschoold kader treetjes naar beneden werd gedrukt. Een bachelor verdient netto bij de overheid ca. SRD 1.900. Het zijn personen die, anders dan wordt beweerd, over het algemeen nog een goede scholing krijgen op de universiteit en het academisch denkniveau wel hebben en voor hoogwaardig werk inzetbaar zijn. Het hoger kader wordt dus weer eens benadeeld. Een vraag met de verhogingen rijst hoe de regering zich zal opstellen tegenover de particuliere sector. Mogen die ook belastingvrij een verhoging toekennen. De ambtenaren krijgen voorts uit de belastingpot een deel van het afgeroomde geld, maar de werkers in de private sector komen daarvoor niet in aanmerking.

error: Kopiëren mag niet!