Reactie op “docenten vwo en havo krijgen training in opstellen toetsen”

Toen ik de titel “docenten vwo en havo krijgen training in opstellen toetsen” las, slaakte ik een zucht van verlichting; eindelijk zag ik de bittere noodzaak van deze training, waarvoor ik al jaren pleit, in vervulling gaan.
Maar mijn enthousiasme verdween als sneeuw voor de zon bij het lezen van: “Hebben de vragen wel betrekking op de belevingswereld van het kind hier. Er kan niet gesproken worden over sneeuw en treinen, wanneer we ze hier niet hebben”, aldus de trainer. Dit is precies hoe het niet moet; de trainer slaat de plank volkomen mis. Dat repetitie- en examenvragen op vwo en havo niveau betrekking moeten hebben op de belevingswereld van het kind mist elk draagvlak. Deze opvatting zou min of meer van toepassing kunnen zijn op lagere school niveau waar aanschouwelijkheid een grote rol speelt. Op middelbaar niveau wordt er voortdurend een beroep gedaan op het voorstellingsvermogen/abstract denken van de studenten.
Als wij de opvatting van de trainer in ogenschouw nemen, zou de vraag “ Waarom moet een walvis boven water komen om adem te halen” op vwo en havo niveau niet gesteld mogen worden, want we hebben hier geen walvissen. Desondanks juich ik deze actie van het Minowc toe, echter zou zij een training over zo’n belangrijk onderwerp moeten laten verzorgen door een toets deskundige van bv het CITO ( Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling ) .
Een repetitie/examen vraag moet voldoen aan een aantal voorwaarden, zoals:
1. De vraag moet voor de studenten eenduidig zijn; de vraag mag niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn), voor iedereen moet de vraag dezelfde betekenis hebben. Het moet voor de student duidelijk zijn wat het antwoord moet bevatten en hoe volledig het antwoord moet zijn.
2. Zet de student niet op het verkeerde spoor, stel geen strikvragen.
3. De vraag moet voor elk een begrijpelijk zijn, waarbij lange, omslachtige zinsconstructies achterwege gelaten moeten worden.
4. De vraagstelling moet objectieve scoring mogelijk maken; slimme leerlingen moeten goed kunnen scoren en minder slimme leerlingen minder goed.
5. De vragen moeten representatief zijn voor en evenwichtig verspreid over de doelstellingen ( behandelde leerstof). Er moet een goede spreiding zijn over de te toetsen leerstof.
6. Er moet een goede balans zijn in moeilijkheidsgraad tussen gemakkelijke, middelmatige en moeilijke vragen/vraagstukken.
Zelf heb ik de training niet gevolgd, maar bij navraag bij enkele deelnemers bleek dat de training vrij theoretisch van opzet was. Zo zou de taxonomie van Bloom aan de orde zijn geweest, maar of de trainees ( deelnemers ) na afloop een vraag op een van de niveaus van Bloom kunnen opstellen is zeer de vraag. Theoretische kennis van de taxonomie van Bloom is vereist, maar praktische toepassing is noodzakelijk. Om in termen van Bloom te spreken zouden leraren zijn taxonomie moeten beheersen op toepassingsniveau; m.a.w. leraren moeten vragen kunnen opstellen op de zes niveaus van Bloom; omgekeerd moeten leraren het niveau ( volgens Bloom ) van een vraag kunnen vast stellen.
In mijn volgende (kranten) artikelen heb ik aandacht gevraagd voor nijpende kwesties aangaande ons voj en vos onderwijs:
1. Veel leraren beheersen specifieke vaardigheden onvoldoende
2. Hoe betrouwbaar zijn onze eindexamens
3. Minister Peneux met zijn bezem
4. Minov laat onervaren leraren aan hun lot over
5. Studenten verliezen soms een hele punt doordat leraren proefwerken slordig nakijken
6. Factoren die het eindcijfer voor een proefwerk kunnen beinvloeden
7. Verslag training mulo natuurkunde leraren
Geen haan die ernaar kraait. Twee studenten ( een van het IOL en een van Adek ) hebben nader onderzoek gedaan over twee van mijn artikelen. Misschien heeft mr. drs. Guillermo Samsom gelijk door te stellen dat de top van het Minowc brandhout is ( in het programma“ To The Point “). Meermalen heb ik de leiding van Minov/ Minowc benaderd om kosteloos trainingen te verzorgen aan leraren en curricula te helpen ontwikkelen. Ze hebben niet eens het fatsoen getoond om een ontvangstbevestiging te sturen. Uiteindelijk heb ik op eigen initiatief in samenwerking met enkele schoolbesturen en schooldirecteuren kosteloos trainingen verzorgd aan leraren van vijf middelbare en zestien mulo/lbo scholen. Mijn missie gaat onverkort door.
Het gebrekkige beleid dat jarenlang wordt gevoerd door het Minowc zou in versneld tempo moeten worden omgebogen in gedegen beleid:
a. Het niveau van onze onderwijsopleidingen moet waar nodig worden opgekrikt.
b. Er zouden schoolbegeleiders moeten komen voor onervaren leraren op voj en vos niveau, voor elk vak tenminste een begeleider.
c. In het curriculum van het IOL ( leraren opleiding ) zou moeten worden opgenomen toetsconstructie ( opstellen, corrigeren en evalueren van toetsen). Naast gedegen theoretische kennis van een toets, zou de toekomstige leraar zelfstandig goede toetsen moeten leren opstellen, corrigeren en evalueren.
d. Applicatiecursussen zouden moeten worden geven aan leraren bij invoering van nieuwe schoolboeken.
e. Om te voldoen aan de eisen van de tijd zouden alle leerkrachten periodiek moeten worden bijgeschoold.
f. Er zou een leerlingvolgsysteem ( LVS ) moeten komen bij het basis-, voj- en vosonderwijs met als hoofddoel zorgleerlingen snel adequate hulp te bieden.
g. Er zou veel statistisch-didactisch onderzoek gedaan moeten worden. Men klaagt al jaren over de slechte cijfers voor het vak economie. Er zou landelijk onderzoek gedaan moeten worden over dit fenomeen. Alleen dan kan er een goede remedie gegeven worden.
Het initiatief moet uitgaan van het Minowc en niet zozeer van onderwijsgevenden zoals mevr. K. Doerdjan ( hoofd BVO ) het toejuicht. Het Minowc zou een meerjaren beleid moeten maken ter realisering van nijpende vraagstukken. Anders zullen er elk jaar veel dropouts zijn en de examenresultaten steeds tegenvallen.
Jack Mohanlal

error: Kopiëren mag niet!