Jaloezie en hebzucht leiden tot de dood

In Suriname lijkt het erop, dat jaloezie en hebzucht een zeer belangrijke plaats innemen bij vele burgers. Velen zijn jaloers op wat anderen bereikt hebben of bezitten door hard te werken. Men gunt de ander niet, dat hij of zij persoonlijke successen bereikt. In vele gevallen komt het voor dat men middels allerlei verzinsels tracht de succesvolle personen onderuit te halen of men wil qoute que qoute hetzelfde doen of bereiken wat de andere heeft bereikt. Men vergeet daarbij dat het niet iedereen gegund is om bijvoorbeeld probleemloos over de Marowijnerivier te zwemmen. Als je ademhalingsprobleem hebt of als je aan epilepsie lijdt, is het risico groot dat je niet eens op kwart van het traject, levenloos de bodem van de rivier bereikt. Hiermee bedoel ik te zeggen, dat je datgene uitprobeert op basis van je gezondheidstoestand, maar ook op basis van je kwaliteiten.
Vaak zie ik in alle lagen van de maatschappij een steeds groter wordende hebzucht naar macht, naar materiële- en financieel bezit etc. Dit alles met volledige negatie van anderen in de maatschappij. Enkele mensen willen steeds meer en meer bezittingen hebben. Dit, ook ten koste van grote delen van de bevolking. Vaak staan deze mensen er niet bij stil dat jaloezie en hebzucht uiteindelijk tot de dood kunnen leiden en zij vergeten in hun haast en drang naar hebzucht dat je uiteindelijk niets maar dan ook niets aan materiele zaken meeneemt. Ik heb in de vijfde klas eens een gedicht uit het leesboek ‘Wij en de wereld’ geleerd, die ik vooral met de jongeren wil delen. Dit gedicht geeft heel duidelijk aan dat het fataal kan aflopen als je wilt doen wat de ander doet, zonder rekening te houden met je eigen gesteldheid in diverse opzichten. Voorts heeft in dit gedicht als moraal gegolden, dat hebzucht/gierigheid niet goed is en derhalve afgestraft is geworden.
De slimme schildpad
De schildpad klom eens op zijn trap
en viel toen, plof, omlaag.
Het hert riep: “Schildpad, dat is knap!
Dat kunstje leerde ik graag.”
“Aha, klim op, vriend hert, klim op!”
Hert klom tot aan de top.
“Aha, laat los, vriend hert, laat los!”
Het hert viel dood in ’t bos.
De schildpad droeg geen mes op zij
Daar kwam Ba Tigri aan:
“Ik heb een zeer goed mes bij mij,
‘k zal ’t hert wel snijden gaan!”
“Aha, ’t is goed, Ba Ti, ’t is goed,
dat jij dit voor mij doet.”
“Aha, vriend Schild, ik ben zo vrij
en neem ook wat voor mij!”
Ba Tigri nam van ’t hert een poot.
“Eerst ik, vriend Schild, dan jij!”
Hij sneed de stukken mals en groot.
“Vriend Schild, ook dit voor mij!”
“Aha, ’t is goed, Ba Ti, welnu,
die stukken zijn voor u.”
Aha, Schild kreeg de vuile rest.
“Nu ja, dat smaakt nog best!”
De schilpad wies de resten schoon
en deed er peper bij.
Ba Tigri zei toen doodgewoon:
“Ook dit is nog voor mij!”
“Aha, ’t is uit,” riep Schild,” ’t is uit!
Ik mep jou op je snuit!”
“Aha, “Ba Tigri blies zeer kwaad,
“pas op als jij mij slaat!”
Schild kroop een hol in, kwaad van zin
en zong met vals geluid:
“Ba Tigri, steek je staart hierin,
dan trek je mij eruit!”
“Aha, ’t is goed, ik ben gereed!”
De schildpad beet en beet:
“Aha, laat los mijn staart, laat los!”
Ba Tigri stierf in ‘t bos
Bert Eersteling

error: Kopiëren mag niet!