ILO-verdragen dragen bij aanpak ‘precarious work’

Op de tweede dag van de workshop rond het onderwerp precarious work heeft de onderdirecteur Juridische Zaken van Arbeid, Glenn Piroe, een uiteenzetting gegeven van dit fenomeen, waarbij hij gebruik gemaakt heeft van bronnen van International Labour Office (ILO). De jurist heeft tevens gebruik gemaakt van belangrijke verdragen, waarbij hij de link heeft gelegd hoe ILO zou kunnen helpen met de aanpak van dit vraagstuk. Volgens Piroe heeft de ILO gebruik gemaakt van precarious work als een verzamelnaam om ongewenste fenomenen aan te duiden, die voorkomen in de arbeidssfeer. “Elk land en regio heeft bepaalde karakteristieken in hun systeem, waardoor precarious work regionale en landelijke verschillen vertoont.
Waar er tussen sociale partners een sterke samenwerking is, komt precarious work minder voor”, zei de inleider. Ondanks de verschillende gezichten die precarious work vertoont, heeft men toch kunnen stellen dat precarious work inhoudt onzekerheid in relatie tot de duur van de werkgelegenheid, korte contracten, meervoudige werkgevers, verborgen dienstverbanden, lage lonen en obstakels om zich te kunnen bundelen. Precarious work is volgens de ILO het resultaat van het afwentelen van lasten en risico’s van werkgevers op werknemers. “Deze werkgevers willen geen risico’s nemen en stoten deze naar de werkende mensen. Dit brengt grote lasten met zich mee, vooral als de werknemer niet gebundeld is. Men heeft getracht de verborgen werkgever zichtbaar te maken.” Er zijn aanbevelingen gedaan hoe je kunt zien dat een bepaalde persoon een werkgever is. Volgens Piroe heeft ILO getracht middels verdragen een oplossing te geven voor precarious work. “Vanwege de verschillende gezichten die precarious work kent, heeft de ILO echter nog geen wetgeving gemaakt die in alle landen gebruikt kan worden.”
Er is gesteld dat het belangrijk is dat de vakbeweging internationale verdragen doorneemt om te achterhalen wat er daarin staat aangegeven aangaande precarious work. Enkele verslagen die de jurist heeft gepresenteerd, zijn ‘The Changing Nature of Jobs’, ‘ILO WESO 2016’ en ‘ILO WESO Youth 2016’. Deze rapporten behandelen het belang van het niet alleen aandacht schenken aan standaard fulltime banen, maar ook aan andere werkvormen en wetgeving hieromtrent te maken. Er werd ook gesproken over de relatie van precarious work met armoede. “Wil je het aanpakken dan moet de kwaliteit van het arbeidscontract ook bekeken worden”, zegt Piroe.
Ten aanzien van precarious work heeft Suriname zijn eigen realiteit. “Kijk je naar de universiteit van Suriname, dan zie je dat er nauwelijks een richting is waar de vrouw niet dominant is. Toch is deze groep niet genoeg beschermd, omdat zij een groot risico loopt werkloos te zijn. Vrouwen krijgen nog steeds de minder goede banen en worden minder betaald voor het leveren van dezelfde prestaties als de mannen. In precarious work is de vrouw dus kwetsbaarder.” Nog een kwetsbare groep volgens de jurist zijn de jongeren. “Jongeren krijgen te maken met jeugdwerkloosheid en de kwaliteit van het werk is een zorgpunt dat ertoe leidt dat jongeren wegtrekken uit het land. Een mogelijk gevolg is dat deze jongeren in een ander land uitgebuit worden, omdat er allerlei banen geaccepteerd worden om verplichtingen na te komen.”
Tegenover precarious work staat decent work. ILO ziet decent work als een medicijn tegen precarious work. Het heeft 4 pilaren, namelijk het creëren van werkgelegenheid voor een ieder, sociale bescherming, sociale dialoog en arbeidsstandaarden die ook gehandhaafd moeten worden. “Suriname is lid van ILO, waardoor we decent work hebben geadopteerd. We kunnen deze principes gebruiken om precarious work aan te pakken. Echter hebben we nog een lange weg te gaan”, aldus Piroe.

error: Kopiëren mag niet!