Denken over armoede

Als schooljongen voelde ik mij rijk noch arm. Ik werd goed gevoed en goed gekleed naar school gestuurd, en later kreeg ik een fiets. Thuis hadden we een tv en een koelkast. Mijn vader werkte in loondienst, mijn moeder was een slimme huisvrouw, die van niets iets kon maken. Ik wist niet wat armoede was. We hadden het zogezegd niet breed, maar ik kwam niets tekort. Ik had geen grote verlangens en was redelijk gelukkig. Ik zag wel mensen die het minder goed hadden dan wij. Zij woonden in slechtere buurten of op achtererven in kleine donkere huisjes van ongeverfde planken. Langs de huisjes liep vaak een smerig gootje. Ik vond dit alles normaal. Het hoorde erbij. Je kwam het overal tegen in Paramaribo en in de districten. Op school speelde je met veel plezier met de kinderen uit die huizen. Ikzelf kreeg pas in de puberteit een idee van armoede, toen ik thuis op bezoek ging bij schoolvrienden (het soort dat niet voetbalde op straat maar tenniste in clubs). Bij de poort al raakte je onder de indruk van de grote stenen huizen waarin zij woonden. In die huizen zag je een ongekende luxe waar je een beetje stil van werd. Vaak liep er ook nog een bediende in het huis en een tuinman op het erf. Toen pas besefte ik dat ik tot een middenmoot behoorde, en dat er niet alleen onder mij maar ook nog boven mij een sociale klasse bestond. Armoede bestond voor mij dus alleen in vergelijking met iets anders. Er waren mensen die het beter of slechter hadden dan ikzelf. Ik nam mij voor een stapje hoger te klimmen door moeite te doen. Verder dacht ik niet na over armoede. Het was een natuurlijke toestand waaruit je alleen door inspanning kon ontsnappen.
In vijftig jaar is het beeld van armoede in Suriname niet wezenlijk veranderd. De politiek is wel ontspoord. Toen was er nog een beetje gevoel voor wat goed en kwaad was. De crisis van nu is het gevolg van de weerzinwekkende ontsporing van dat gevoelsleven. De ethiek is overboord gegooid. “Slecht is de mens die zodra geen macht buiten hemzelf hem hindert, het onrecht vermeerdert.” Welnu dan, een machtsdronken groepje heeft tienduizenden van de middenklasse naar de onderklasse gesmeten. In dit tijdperk zou oprechte inspanning mij waarschijnlijk niet vooruit hebben geholpen. Je komt nu eerder vooruit als je slecht handelt of jezelf in opspraak brengt. Men verkiest slechte karakters. Deze diepe crisis is ook de hoogste concrete uitdrukking van de wil van een onderontwikkeld volk. Het is de kroon op het werk van de machthebber die geen verantwoording wil afleggen en straffeloos wil blijven, die de vrije hand laat aan slechte instincten om in te grijpen in lopende rechtszaken. Maar dit terzijde.
Armoedebestrijding in Suriname bestaat domweg uit het in overheidsdienst nemen van laaggeschoolde armen en lukraak pakketten uitdelen, en dat vanuit een berekenend oogmerk om stemmen te winnen of om het nog net geen hel voor de armen te maken en sociale onrust tegen te gaan. De bedeling gaat gepaard met de boodschap dat de ontvangers dankbaar moeten wezen. Zo gaat men om met armoede. Verder nadenken over armoede geeft blijkbaar alleen maar koppijn, want dan moeten moeilijke vragen worden beantwoord. Wat is het probleem van de armoede? Wat is de ondergrens van armoede? Hoe meet je armoede? Etc. etc.
In Suriname gaan mensen niet dood van de honger, zoals in Ethiopië. Hier is het probleem bestaansonzekerheid, een slechte kwaliteit van leven en niet kunnen meedoen met het sociale leven. Het is een kwestie van beschaving om te proberen het probleem van de armen op te lossen. Maar dan niet met wilde sociale programma’s, zonder na te denken over de bekostiging, zoals in de afgelopen jaren is gebeurd, en dit alles vanuit het egoïstische doel van machtsbehoud en straffeloosheid. De machtshonger van de een is de lege maag van de ander.
Er zijn twee soorten armoede: armoede door eigen schuld en luiheid en armoede door ziekte, ouderdom, ongeluk of gebrek aan werk. De eerste groep verdient alleen maar hulp om inzicht te krijgen in hun eigen schuld dat ze arm zijn. De tweede groep moet niet met een opgeheven vingertje de les worden gelezen noch hoeft men anderzijds in te gaan op alles wat ze willen, als dat niet haalbaar is. De overheid moet deze groep de minimale middelen verschaffen om deel te kunnen blijven nemen aan het sociale leven.
De beste armoedebestrijding is economische ontwikkeling in de vorm van duurzame productie en stimuleren van importvervanging. Rijkdom uit mijnbouw is van betrekkelijk korte duur. Het houdt op als de grondstoffen uit de grond zijn gekrabd of als hun prijs plotseling keldert. Alleen zelfvoorzienende, aanhoudende economische groei gaat samen met duurzame bescherming tegen armoede. In Suriname is het bijkomstig probleem dat alles wat de een met moeite opbouwt, de ander weer kapot maakt. Ook zijn er culturele oorzaken van armoede die moeten worden aangepakt: losse gezinnen, eenouder gezinnen met veel kinderen en verkwistende leefstijlen. Armoedebestrijding is ook versterking van de positie van de vrouw, zodat die niet vanaf de tienertijd, zonder opleiding, klem komt te zitten met acht kinderen van negen mannen, met een grotere kans dat het leven van die kinderen armoedig, smerig, crimineel en kort zal zijn.
De huidige regering van Suriname is lood om oud ijzer. Zij is de oorzaak van de crisis. Stel je de economie voor als een koek. Als de economie groeit, dan groeit de koek. De koek is van iedereen. Hoe groter de koek, hoe beter het is voor iedereen, mits er een rechtvaardige verdeling plaatsvindt. De afgelopen jaren is er een reusachtige hap van de koek verdwenen, verdampt zogezegd. De regering kan dit niet helder verantwoorden. Door kortzichtig beleid krimpt de koek nog steeds. Voor de bevolking zijn alleen wat armzalige brokjes overgebleven. De grote beer heeft met zijn grote klauwen in de honingnest gegraaid en de nest kapot gemaakt. De broekzakken van de inwoners worden nu binnenstebuiten gekeerd om elke stuiver te gappen, om de staat niet te laten omvallen en een kliek zijn privileges te laten behouden. Ondertussen ligt de beer, die niet is afgestraft of weggejaagd, rustig in zijn comfortabele hol van het gestolen goedje te genieten, om later weer zijn slag te slaan. Dom bijenvolkje?!
Hoe verder? De economie moet eerst groeien, voordat tot verdeling kan worden overgegaan. Om de economie te laten groeien, moeten ondernemers geld gaan verdienen. Het speelveld moet gelijk zijn, dus geen corruptie of vriendjespolitiek. Om groei te stimuleren moeten belastingen voor ondernemers laag worden gehouden en sociale programma’s worden stopgezet. De energie moet niet gestoken worden in onproductieve programma’s. De overheid moet kleiner en efficiënter worden. De scheef gegroeide inkomensverdeling moet worden gecorrigeerd. Een groep mensen in en rond het machtscentrum neemt nu een flinke hap van de binnenrollende staatsinkomsten, zodat er minder overblijft voor de rest. De vakbonden zouden een correctie kunnen eisen, maar ze zijn verdeeld en verzwakt. De politieke wil om dit te corrigeren is er ook niet, terwijl de oplossing eenvoudig is. De inkomstenbelasting voor de extreem hoge inkomens moet drastisch omhoog. Sluit fiscale achterpoortjes en beknot belastingontduiking. Maar helaas, de sfeer van lood om oud ijzer, onfatsoen en demagogie stemt vooralsnog pessimistisch.
D. Balraadjsing

error: Kopiëren mag niet!