Een gezonde monetaire toestand vereist!

De overheid is uiteindelijk verantwoordelijk voor een goede staatshuishouding. De huishouding van een land omvat o.a. het volgende: 1) het educatieve, 2) het productieve, 3) het consumptieve, 4) het medische en 5) het sociale aspect. Suriname is een land in ontwikkeling. Om dat goed bij te benen zijn er natuurlijk middelen nodig om te kunnen geraken tot een evenwichtige maatschappelijke toestand voor land en volk. Het is daarom heel belangrijk dat er op een adequate en doordachte wijze wordt gewerkt om de benodigde middelen te kunnen verkrijgen. Het is belangrijk te beseffen dat de inkomsten van de staat voornamelijk voortvloeien uit de heffing van belastingen op goederen en diensten van de samenleving. Ook uit de exploratie en exploitatie van onze natuurlijke hulpbronnen ontvangt de staat belastinggelden. Deze middelen moeten vervolgens op een correcte wijze ten behoeve van de verdere ontwikkeling van Suriname worden aangewend. Uit betrouwbare informaties blijkt nu dat de overheid momenteel niet in staat is direct aan haar financiële verplichtingen jegens derden te voldoen. Dit vanwege een enorm tekort aan de zo noodzakelijk benodigde middelen. Deze huidige malaise is vooral te wijten aan een scheef en onsamenhangend ontwikkelingsbeleid van voorgaande overheden de afgelopen decennia. Opmerkelijk is dan wel dat de huidige regering Bouterse een vervolg is van haar eigen gevoerde wanbeleid welke in 2010 is gestart. De overheid heeft nu om te kunnen komen tot een verhoging van de staatsinkomsten enkele belastingmaatregelen in het vooruitzicht gesteld. In voorgaande decennia hebben overheden waarschijnlijk middels het in omloop doen brengen van muntbiljetten van een gulden en twee gulden en vijftig centen aan monetaire financiering gedaan. Deze biljetten waren niet gedekt door goud en of deviezen bij de Centrale Bank. Deze handeling was namelijk geen emissie van de bank maar slechts een aangelegenheid van de toenmalige overheid. Het was de handtekening van de minister van financiën die op de desbetreffende biljetten werd geplaatst. De Centrale Bank van Suriname heeft namelijk vanaf april 1957 van de staat de volgende omschreven taakstelling gekregen t.w.: het bevorderen van de stabiliteit van de Surinaamse munteenheid (dus het tegengaan van eventuele inflatiekenmerken) 2.het doen verzorgen van een goede geldomloop in Suriname middels bankbiljetten en het vergemakkelijken van het giroverkeer. 3.het doen bevorderen van de ontwikkeling van een gezond bank- en kredietwezen in ons land en het houden van toezicht op de banken en andere kredietinstellingen. 4.het doen bevorderen en vergemakkelijken van het betalingsverkeer van Suriname met het buitenland. 5.het beheer van goud- en de deviezenreserves van het land. 6.het optreden als kassier van de staat en van landsinstellingen en mee te werken aan de uitgifte van schatkistpapieren en obligaties door de staat. 7.het doen opstellen van de betalingsbalans en het verzamelen en publiceren van andere financiële gegevens betreffende het land. De Centrale Bank is dus volgens de bankwet de enige bevoegde instantie die bankbiljetten in omloop mag brengen. Het is allicht te begrijpen dat een emissie van muntbiljetten als boven genoemd in de economie van het land de intrinsieke waarde van de munteenheid aanmerkelijk zou laten dalen. Het is te danken aan de toenmalige governor, thans helaas wijlen, die zich heeft gehouden aan de bankwet en daarbij door enige aanpassingen van de wet het verder in omloop doen brengen van muntbiljetten door de overheid ongedaan heeft gemaakt. De Govenor heeft hierdoor willen bewerkstelligen een gezonde monetaire toestand voor ons geliefde land tot stand te brengen. Jammer dat zijn beleid door de huidige machthebbers niet is voortgezet. Het is geen geheim dat Suriname momenteel met de dag steeds dieper en dieper het dal in wordt geduwd.
Edward Marbach

error: Kopiëren mag niet!