Betrekkelijkheid van kennis en deskundigheid

Om als bedrijfsmanager of openbaar bestuurder met crisissituaties te kunnen omgaan, is in de eerste plaats emotionele stabiliteit vereist. Eenvoudig gezegd: het vermogen om onder druk van de omstandigheden niet uit evenwicht als veronderstelde probleemoplosser te raken. Een grote mate van zelfbeheersing wordt gevraagd om de slagen te kunnen weerstaan die op de stuurman of bestuurder (kunnen) afkomen. De crisismanager is dan de persoon die niet in worsteling verwikkeld raakt met de golven van tegenslagen, maar juist de (mogelijke) gevolgen daarvan in het oog houdt of inschat en dienovereenkomstig besluit en handelt. Dat deskundigheid nodig is om met gevatheid elke crisissituatie in een werkorganisatie, maar evengoed in een samenleving of delen daarvan voor ogen te houden en de consequenties daarvan te kunnen overzien, ligt voor de hand. In algemene zin betreft deskundigheid de mate van kennis en ervaring op zeker gebied die voor het verantwoord omgaan met probleemsituaties vereist zijn. Het verworvene, het totaal aan vereiste bekwaamheid om verantwoord aan de slag te gaan. Bekwaamheid als vermogen om de uitdaging met succes aan te gaan. Nu zijn er kennisgradaties die, wat het probleemoplossend vermogen van iemand betreft, tot in detail kunnen worden geformuleerd. Deze gradaties hebben alleszins te maken met de moeilijkheidsgraad van vraagstukken die zich in het arbeidsleven van mensen, managers en bestuurders, soms onder wisselende omstandigheden, (kunnen) voordoen. Ter oriëntatie worden hier enkele kennisniveaus aangehaald die in relatie staan tot graden van complexiteit van vraagstukken die opgelost moeten worden. Zo bijvoorbeeld gedegen kennis op een specifiek vakgebied, gepaard gaande met inzicht in vaktechnische werkwijzen en methodieken, en vooral niet te vergeten: opgedane ervaringskennis. Want juist daarin zit het ontwikkelingstraject dat na de opleidingsfase wordt betreden: de praktijk als leermeester. Voorzichtigheid is hier echter geboden: de golven van vernieuwingen op allerlei gebieden wereldwijd verkorten steeds meer de geldigheidsperiode van opgedane praktijkervaring. Stabiliteit en continuïteit zijn niet meer valide. Dynamiek en flexibiliteit zijn voor slagvaardige managers en bestuurders nu richtinggevende begrippen geworden.
Kennis van gisteren is vandaag achterhaald. Iets hoger gezocht zou kennis ook betrekking kunnen hebben op een uitgebreider vakgebied, waarbij inzicht in de verwantschap met andere kennisgebieden voor de probleemoplossing van wezenlijke betekenis is. De bekende multidisciplinaire benadering van probleemsituaties : weten wanneer en hoe aangrenzende kennisdomeinen meetellen bij het doorschouwen en beoordelen van feiten, situaties en omstandigheden. Een stapje hoger op de hier besproken kennisladder zou als kennisvereiste kunnen inhouden dat van iemand verwacht wordt te beschikken over fundamentele of zelfs professionele kennis van zaken. Vooral op beleidsbepalend en wetenschappelijk niveau zal het allicht gaan om diepgaande en zelfs gerijpte kennis, gericht op grondig begrip van zaken. Zo zouden wij verder kunnen gaan met het aanhalen van hoger, maar ook lager gelegen niveaus van kennisvereisten die ter zake doende zijn. Vooral in gecompliceerde zin even interessant als gecompliceerd. Daar waar het om abstracte kwesties als beeld- en inzichtvorming gaat. Daar waar voorstellingsvermogen vereist is. Daar waar gesproken en nagedacht moet worden over het ontastbare dat leeft of nog tot leven gebracht moet worden. Waar inbeeldingskracht vereist is. Daar waar toekomstgericht ondernemings- of overheidsbeleid aan de orde komt, alwaar geen ruimte mag bestaan voor personen die niets meer kunnen dan kritiek leveren, reactief hun tijd vullen, niet over het vermogen beschikken een goede presentatie te geven over een maatschappelijk, bedrijfseconomisch, politiek of beleidsvraagstuk. Wij kennen ze bij naam en toenaam, vooral de bekende publiciteitsdolle parels van ons land.
Deskundigheid is betrekkelijk
Praten wij over ‘deskundigheid’, dan betreft het geen begrip dat in absolute betekenis moet worden opgevat. Deskundig zijn is relatief: waarvoor moet je onder gegeven of verwachtbare omstandigheden, of onder vaststaande, verwachtbare of in gang zijnde ontwikkelingen deskundig zijn? Welke is de aard en de mate van die deskundigheid? Probleemsituaties zijn aan de orde van de dag in organisaties waarin mensen middels gezamenlijke arbeid vooraf gestelde doelen trachten te realiseren. Vooraf gebaande wegen kunnen noch in bedrijfs-, noch in het openbaar bestuur heden nog in blind vertrouwen bewandeld worden om het hoofd te bieden aan (opkomende) kloven tussen bestaande en gewenste situaties. Het ideale instrumentarium, waarvan bedrijfs- en openbaar bestuurders zich voorheen vertrouwensvol konden bedienen voor hun bestuurlijk werk, functioneert nauwelijks meer. In crisissituaties, zoals die zich overal, en nu ook in ons land, in overvloed aandienen ter oplossing, is de eis van het op intelligente wijze omgaan met vraagstukken steeds nadrukkelijker. Beperkte intelligentie is onder meer hieraan te herkennen dat degenen die geroepen zijn om gecompliceerde vraagstukken op te lossen, verzanden in simpele vormen van probleemidentificatie, in probleem-, oorzaken- en gevolgenanalyse van weinig of geen diepgang en zwakte in de (wetenschappelijk) onderbouwde formulering van alternatieve mogelijkheden. Als burgers van Suriname moeten wij er tegen waken dat vooral personen in openbare en politieke functies ons middels fraaie zinsconstructies een rad voor de ogen draaien. Wij moeten niet twijfelen aan onze persoonlijke vermogens wanneer het gaat om het beoordelen van wat anderen ons als volk presenteren. Neem maar het recente vertelsel van een politiek jonggeborene in het parlement dat het ‘politiseren’ van het Constitutioneel Hof niet per definitie slecht is. Waar ligt hier de grens tussen ’politiseren’ en ‘manipuleren’? Waarom die sfeer van wantrouwen rond een wetsontwerp betreffende een staatsorgaan “in wording” oproepen? Welke associatie roept deze mededeling op? Zou niet een bewindspersoon deze opmerking hebben moeten maken? Nog afgezien van de vraag of het mogelijk is de politiek buiten welk gebied van overheidsbemoeienis dan ook te houden, blijft de nimmer beantwoorde vraag wat onder uitlatingen als ‘de-politiseren of “ont-politiseren” verstaan moet worden. Ondernemingspolitiek is vooral in elk bedrijf van grotere omvang en complexiteit een voornaam begrip. Wat moet de ondernemer zich nu bij het moeten ‘ont- of de-politiseren’ van zijn organisatie voorstellen? Door steeds maar allerhande begrippen die ons worden aangeboden door betweters en pseudo-onderlegden als zoete koek te consumeren, worden deze dwaze boodschappen de gemeenschap aanhoudend ingestuurd. Deze nonsens mededelingen kunt u voortaan liever maar negeren.
Stanley Westerborg; Organisatieanalist; [email protected]

error: Kopiëren mag niet!