Van “meerderheidsdemocratie” naar een “consensusdemocratie”

Democratie is een ideaal. Net als elke ideaal is weinig van terug te vinden in de rechtspraktijk nadat deze operationaliseert. In het geval van het concept van democratie wordt deze operationeel gedefinieerd door instituties. In het geval van Suriname heeft de grondwetgever (de Staat in de hoedanigheid van auteur van de grondwet) gekozen voor het model van het noemen van deze instituties, verder noemt zij enkele grondbeginselen. De wetgever (de Staat in de hoedanigheid van auteur van een wet in casu een organieke wet [wet die uitvoering geeft aan een opdracht van de grondwetgever]) heeft als opdracht om een wetgevingsproduct te maken die het functioneren daarvan regelt.
In dit artikel zal niet worden gekeken naar wat geschreven is op papier, maar naar de rechtspraktijk van de Nationale Assemblee, zoals persoonlijk door mij waargenomen. Het gevaar van een waarneming is dat deze gekleurd is door een referentiekader, dat is de precieze opzet van dit artikel. Botsingen van meningen zullen leiden tot een hogere waarheid.
Uit mijn waarneming is gebleken dat in Suriname de Nationale Assemblee wordt onderverdeeld in een meerderheid (coalitie), en een minderheid (oppositie) genoemd. Het is mij opgevallen dat er een permanent conflict is tussen beide groepen, en dit verschijnsel is ook bepalend voor de positiebepaling als het gaat om fundamentele vraagstukken. Ook is gebleken dat vragen gesteld door de oppositie als ook alle vraagstukken die naar voren worden gebracht, steeds door de coalitie worden ervaren als te zijn een regelrechte aanval aan hun adres. Van een constructieve dialoog in de vorm van een debat tussen belanghebbende is geen sprake. Als wij kijken naar de beginselen van het concept van democratie is deze rechtspraktijk geenszins de gewenste uitkomst. Een andere uitkomst die zeker ook niet bereikt wordt is een duurzaam en leefbaar Suriname. Dus als wij duurzame ontwikkeling willen hebben, zullen wij een andere rechtspraktijk moeten ontwikkelen die de democratische toets beter kan doorstaan. Ik hoor enkele lezers al in gedachte verzonken zeggen: dit is een pleidooi voor het invoeren van het poldermodel. Niks is minder waar. Ten eerste ben ik geen voorstaander van om van het ene op het andere moment een systeem van een ander land te gaan invoeren in ons land. Ten tweede weet vrijwel een ieder dat elk systeem zijn eigen tekortkomingen heeft. Waar ik wel een voorstander van ben is om te gaan kijken naar andere systemen van westerse landen maar ook bij onze buren Brazilië en andere ontwikkelingslanden. Brazilië en India hebben bijvoorbeeld een uniek systeem van interactieve beleidsvorming ontwikkeld, genaamd “people centered budgeting”.
Het wordt hoogtijd dat Suriname nu echt gaat nadenken over haar politiek- en staatsbestel. Het huidig politiek- en staatsbestel vertoont veel overeenkomsten met het politiek en staatsbestel van Suriname onder invloed van het statuut. Dit was een uitwerking van artikel 70 van de toenmalige grondwet van Nederland (Statuut van het Koninkrijk zestig jaar, sd). Het is gebleken dat de meeste organieke weten van die tijd afstammen, ook ontbreken er heel wat organieke wetten die als bijlage in het ontwikkelingsplan 2011-2016 zijn meegenomen. Of deze lijst actueel is weet ik niet. Desalniettemin begrijpt u dat dit geenszins een gezonde ontwikkeling is.
Het wordt tijd dat wij gaan nadenken over een ander politiek-bestuurlijk systeem waarbij argumenten en ratio leiden tot beleid die gebaseerd is op consensus. Verder wordt voorgesteld dat wordt gekeken naar concepten van andere landen en dat wij deze meenemen bij onze deliberaties om te geraken tot een nieuw politiek-bestuurlijk systeem welke de democratische toets beter doorstaat en zal leiden tot een duurzaam en leefbaar Suriname.
Geciteerde werken
Statuut van het Koninkrijk zestig jaar. (sd). Opgeroepen op feb 16, 2016, van Parlement & Politiek: http://www.parlement.com/id/vh8lnhrs61ra/statuut_van_het_koninkrijk_zestig_jaar
Fariq Mohamed N. Ilahi LLB.

error: Kopiëren mag niet!