Die goede ouwe tijd

In mijn tienerjaren moest ik vaak van ouderen horen hoe goed de mensen, en vooral de kinderen waren in hun jeugd, en hoe slecht de kinderen van mijn jeugd wel waren. Uit het respect dat er toen algemeen was voor ouderen, gaf ik geen kritische reactie, maar ik hield mijn mond en probeerde in elk geval in bijzijn van de sprekende volwassenen geen kwaad woord te uiten. Ik ben nu als zestigplusser zelfs mijn tweede jeugd voorbij, en het heeft mij moeite gekost om nu over deze moderne tijd, vergeleken met de tijd van mijn jeugd, te schrijven. Het idee kwam op vanwege de afgelopen maanden, waarin er zoveel, ook voor deze tijd afwijkende gebeurtenissen plaatsvonden. Enkele voorvallen: een vader die zijn zoon op het Latourproject in Paramaribo met een houwer achterna zat tot in het politiebureau. Kort daarna kwam het bericht dat een zoon in Nickerie zijn vader achterna had gezeten met een houwer tot in het politiebureau. In die periode ook: de man die de nieuwe vriend van zijn ex- vrouw kapte, en van de twee tieners die een derde voor zijn headphone kapten. Een zoon die vader en moeder dood kapt om een perceelkwestie, een tiener die een service station wilde beroven, een dochter die al het geld van haar moeder steelt, en een zoon die het huis van zijn ouders in brand steekt. Ook een tiener die zonder rijbewijs bij een blaastest driemaal het toegestane maximum aan alcohol produceert. Een groep die pomtayer met coke naar Holland probeert te verzenden, en ook een hardrijder die aan een agent zegt dat hij maar 140 km per uur had gereden, omdat de auto wel 180 km per uur kon rijden. Een tienjarige jongen die een twaalfjarig meisje een steekverwonding toebrengt, een pandit die door zijn partner wordt aangeklaagd voor valsheid in geschrifte, en de roof van sieraden vanuit een grafkelder. Al deze zaken waren bijna onbekend in mijn jeugdjaren, in die ”goeie ouwe tijd”.
Deze zaken waren wel bekend van Guyana, want ook de destijds selectieve koppen van Guyanees nieuws in de krant hielden vroeger vaak slechts crimineel nieuws in. Deze zaken zijn nu ook normaal in Suriname geworden. Er is daarbij in Suriname ook een tijd geweest waarin het gros van top bestuurders en gezagsdragers als voorbeeld dienden voor de natie en vooral voor jongeren. Een kandidaat-minister die in de zestiger jaren een klein bedrag had verduisterd, enkele jaren voor zijn voordracht, werd voor de post afgewezen, en hij bedankte zelf ervoor nadat deze informatie met documenten schriftelijk was gepubliceerd. In deze tijd worden toppers serieus verdacht van doodslag, bedreigingen, en smokkelen drugs, maar blijven toch op hun plaats, en in functie, en worden soms ook nog naar hogere functies bevorderd.
Kinderen van toppers plegen misdrijven en ze worden niet gecorrigeerd, maar juist in bescherming genomen. Als jongeren dan zien dat er dan toch niets gebeurt, zien ze die handeling van hun leeftijdsgenoot dan slechts als “Just another way to get rich”, en krijgen minder bezwaren om dat ook te doen. In “die goeie ouwe tijd” kon dat niet. Wie bij een examenvak gespiekt had, (zeker bij leger en politie), werd vroeger van de totale examenlijst afgevoerd. Nu wordt de student soms slechts voor dat vak afgevoerd, met de mogelijkheid om met een extra opdracht alsnog te slagen. Als politieke leiders in dit land geen goede morele voorbeelden geven, zullen meerdere jongeren en ouderen dat gedrag overnemen.
Het kan erger worden, want er worden steeds meer recidivisten op hoge posten benoemd. Door de instabiele economie worden velen gedwongen om de andere kant op te kijken, als er morele onregelmatigheden in hun omgeving plaatsvinden. Als iemand een verplichte aflossing moet plegen voor een huis of voor een auto, en hij komt achter iets crimineels van de machtigen, zal hij, hoe eerlijk hij ook is, eerst goed nadenken, voordat hij het doorgeeft, vanwege zijn job en de huidige problemen op de arbeidsmarkt. Als zelfs een geestelijke, tevens politicus, die zowel door de kerk als de staat wordt betaald, zijn ziel verkoopt voor geld, publiciteit en macht, in die volgorde, mogen wij de kleine man of vrouw dit minder zwaar aanrekenen. Fatsoensrakkers, en geestelijken worden nu geesten-gelijken, geldwolven, bloedzuigers en algemeen geboefte. Als zestig plusser denk ik met weemoed terug aan de tijd toen er bijna geen dievengaas nodig was, toen ministers grotendeels hoogopgeleide beroepsmensen waren, met hun hoofdinkomen uit hun professionele inzet bij hun beroep. Semi-analfabeet Kromoadjakosisingh kon geen parlementariër worden op grond van alleen zijn aantrekkingskracht op echte analfabeten, maar Aboikoni en Shah Rukh Pienterpersad wel, als die opgeleid waren. Ik zeg daarom onder de huidige omstandigheden, net als die “irritante” ouderen uit mijn jeugd: Die goeie ouwe tijd komt waarschijnlijk nooit meer terug. Jammer!
Drs. Eddy Monsels

error: Kopiëren mag niet!