Olie daalt verder

Toen olie in Suriname gevonden werd, was het te mooi om waar te zijn. We hebben het eerst gelaten voor wat het is, om het dan later als een serieuze zaak te gaan oppakken in de jaren ’80. Olie was een machtig middel, de niet geïndustrialiseerde Opec had invloed op de geïndustrialiseerde wereld, die ook de wereldpolitiek en de mondiale agenda beheerste met aan top USA en Wet Europa. China en andere voormalige ‘derdewereldlanden’ kwamen ook industrieel op en toen ontdekten wij het gat in de ozonlaag. De boosdoener: het verbranden van olie. Olie is nog belangrijk, maar dreigt meer en meer een paria te worden in het mondiale energievraagstuk. Economieën zijn nu bezig hun afhankelijkheid van olie te verminderen, dan is men opeens ook minder afhankelijk van de olieproducerende landen. Die verminderde onafhankelijkheid zal de wereldpolitiek gaan veranderen, in die zin dat men de koninklijke huizen die nu dictatoriale en onderdrukkende regimes in stand houden, ook zou kunnen gaan bestoken met het democratisch werelderfgoed. Enkele jaren terug kreeg de samenleving toch het gevoel dat we een soort rijk olieland zouden worden. De vondst van olie offshore zou ons tot een rijker land maken. Zal de vondst van olie nu invloed hebben op onze economie? De prijs van olie is de afgelopen dagen gezakt tot onder de USD 30 per barrel. De voorspellingen zijn dat de prijs zal blijven kelderen in 2016. Landen die in grote mate het moeten hebben van de olieprijzen, zullen het zwaar te verduren hebben vanwege verminderde inkomsten. Bezuinigingen zijn dan onvermijdelijk. De prijs van aardolie is zelfs nu op een record laag niveau in 12 jaar. Als de prijs van de dollar duurder wordt en de koers stijgt, kan de prijs van olie volgens voorspellingen van economen zelfs dalen tot beneden de USD 20 per barrel. De record lage prijs van olie is een zegen voor sommigen en een vloek voor sommigen. We lijken in de laatste categorie te zitten. We hebben lage inkomsten als Staat en de prijs heeft geen invloed op de prijs bij de lokale pompstations. De productie die olie gebruikt, behoort te maken te hebben met een enorme besparing al gevolg van de lage olieprijs, maar niet in Suriname. Waar in andere landen de economie en de industrie gebruikmaakt van de gedaalde olie- en brandstofprijzen, is dat niet het geval in Suriname. Dat maakt dat onze economie in een stuk oneerlijke concurrentie terechtkomt en het eigenlijk moeilijker krijgt dan het al heeft. Vliegtuigbrandstof wordt door de lage olieprijzen goedkoper en dat kan een verlagende invloed hebben op de prijzen van tickets. In 2015 bespaarden vliegtuigmaatschappijen mondiaal alles bij elkaar ca. USD 89 miljard volgens de International Air Transport Association (IATA). Deze trend van besparingen zal zich in 2016 voortzetten. Hebben wij iets gemerkt door verlaging van de ticketprijzen bij de SLM en de KLM? Het wordt betwijfeld. Vliegmaatschappijen hebben daarbij meer winst en ook veel reizende passagiers genoteerd. Is dat ook het geval met de SLM? De daling van de ticketprijs ging in sommige landen vanwege het seizoen gepaard met verhoogd reisverkeer. Deze maand wordt voorspeld dat in de USA de ticketprijs een dieptepunt in drie jaar zal bereiken. Zover zijn wij niet in Suriname. Lage olieprijzen hebben wereldwijd geleid tot lage prijzen van de autobrandstof. De prijs is nu zelfs beneden de 1 US dollar in bijvoorbeeld Canada en vele andere landen. Deze lage prijzen zouden ook effecten hebben gehad op de verkoop van auto’s in 2015. De vraag naar SUV’s, pick-up trucks en minivans is weer toegenomen. Deze voordelen hebben wij niet in Suriname. De prijs van de grote auto’s is in Suriname omlaag gegaan, omdat de burgerij deze auto’s met het omhoog gaan van de brandstofprijs niet wil kopen. De vraag naar kleinere auto’s is groot geworden, de prijs van deze auto’s is gestegen. Vooralsnog is op de automarkt door de olieprijs niets veranderd. De economieën van landen die veel olie gebruiken, kunnen profijt hebben van de lage brandstofprijs. De productiekosten kunnen lager, de winstmarge hoger en/of de besparingen kan men hoger tillen of producten goedkoper aan de man brengen. Japan, de Eurozone en de USA zijn daar de grote voorbeelden van. Bij ons moest de visserij- en transportsector met name verandering gaan zien, maar ook de productie, maar dat is helaas niet het geval. De verliezers zijn de olieproducerende landen, waaronder wij – alhoewel op zeer bescheiden schaal – ook behoren. Zo zijn Rusland, Venezuela, Equador en Saudi Arabië in economische problemen. Oliebedrijven, fabrieken en het milieu zijn ook verliezers als het gaat om goedkope brandstof. De impact in Suriname is minimaal of klein vanwege de government take. Er is een glijdende-schaal-systeem voorgesteld door het FEP, waarbij ingecalculeerd was een verhoging en verlaging van de brandstofprijs. Hierboven stelden we dat we geen verandering hebben gezien in Suriname voor de olieverbruikers. Juister is het om te zeggen dat zulks ‘vooralsnog’ niet merkbaar is. We kijken uit wat de verlaagde olieprijzen aan economische en consumentenvoordelen zal opleveren. Interessant is ook om vast te stellen of we als verliezer en eventueel ook winnaar, per saldo inderdaad winnen of verliezen.

error: Kopiëren mag niet!