De Surinaamse minimum deviezenbehoefte per maand ligt op een bepaald niveau van wereldmarktprijzen voor aardolie en goud. Zeg maar olie voor USD 60 en goud USD 800. Hoger dan deze niveaus betekent extra deviezeninkomsten als reserve. Vanaf 2010 lagen beide wereldmarktprijzen voor minstens 24 maanden achtereen tussen, voor goud USD 1200 – USD 1600 en voor olie USD 100 – USD 140. Waar zijn de verdiende reserves uit die periode gebleven?
Toen al moest men zowel de EBS als de SWM hebben bedacht met USD 500 miljoen als een eenmalige injectie tegen een hernieuwde wetgeving. Dit is niet gebeurd en nu schreeuwt men over tariefsverhoging van de consumentenprijs om de half miljard te halen. We zitten nog steeds met een SWM van 1970 en een EBS van 1970 en een “ongoing” cultuur van corruptie.
De SWM moet zelf op zoek gaan naar externe financieringsbronnen. Zo werd bekend dat de SWM Euro 13 miljoen hard heeft gemaakt te besteden over 10 boekjaren. Dat is op zijn zachtst gezegd een sekrepatoetempo van 1000 meter leiding en 120 kilogram hulpstukken.
Moeten wij op deze manier ontwikkeling brengen?
Robbert H. Ramsaran