Human capital is rijkdom: waar blijven de daden?

dblogoPolitieke partijen zorgen de laatste dagen voor veel geluidsoverlast in woonbuurten. Kiezers worden vergast op luide ‘milieuvervuilende’ muziek die nergens op slaat. Wat politieke partijen als de VHP en de NDP met luide muziek langs de straten willen bewerkstelligen, is onduidelijk. Het gaat in elk geval niet om muziek die goed burgerlijk gedrag aanmoedigt of partijuitgangspunten, -leuzen of –boodschappen verkondigen. We hebben nog ongeveer 60 dagen te gaan naar de verkiezingen. Partijen hebben moeite om boven het algemene gepraat uit te stijgen. In de grote partijen zijn er weinig hoopgevende ontwikkelingen. Hier en daar is duidelijk dat leiders conceptueel op het juiste spoor zitten, maar het totale plaatje klopt dan weer niet. Wat bijvoorbeeld opvalt, is dat de huidige president en de voorzitter van de NDP op podia de laatste tijd consistent aangeeft dat de echte rijkdom van Suriname niet ligt in de niet-regenereerbare natuurlijke hulpbronnen, maar in de human capital, het talent van de Surinaamse burger. Hij heeft het de laatste tijd vaker over de vorming die Surinamers met name de Surinaamse jongeren moeten ondergaan. In 2010 was het verhaal over de rijkdommen van Suriname door de NDP-voorzitter enigszins anders. Toen had hij het steeds over de natuurlijke hulpbronnen. Men kan dus in casu praten over ‘voortschrijdend inzicht’. Dat is een goed begin, maar de vraag rijst in hoeverre de daad bij het woord kan worden gevoegd. Het is in Suriname een feit dat jongens het in het onderwijs laten afweten. Al op lager onderwijsniveau gebeurt dat volgens doctor Biekman onder andere vanwege een voortschrijdende feminisering van het leerkrachtenkorps, maar ook van het normen- en waardenstelsel waarin jongens zich als gevangenen voelen. Het concept van de president is goed, maar het kind moet ook bij de naam worden genoemd. Naast de jongensdrop-outproblematiek is er ook nog de jarenlang aanhoudende gap tussen wat in het formeel en vakonderwijs gevormd wordt en waarnaar er vraag is op de arbeidsmarkt. Voorts worden er niet genoeg goede banen gecreëerd door de private sector. Het beleid van de Surinaamse regering is niet ondernemersvriendelijk, getuige onze rangschikking op de ease of doing business lijst. Kijk alleen maar naar de onkosten om een energieaansluiting te krijgen. Er is beweerd dat de corruptie de dienstverlening van het energiebedrijf alleen maar duurder maakt. Burgers die twijfelen of ze een business gaan starten, worden niet over de streep getrokken. Velen haken heel vroeg af uit vrees voor belastingaanslagen of voor arbeidersperikelen. Suriname gaat door als te zijn een land met een laag arbeidsethiek. Dit laatste is geen onderdeel van de vorming op school of het vakonderwijs. Het is geboden dat de politieke partijen die straks vorm gaan geven aan het beleid targets opnemen in hun verkiezingsprogramma’s. Daarbij moeten ze bijvoorbeeld uitgaan van de statistieken die er zijn, afkomstig van de census. Volgens de census van Suriname zijn er ongeveer evenveel mannen als vrouwen in Suriname (ca. 270.000), met een licht overwicht bij de vrouwen. Er waren in 2012 wel meer 0-4-jarige jongens dan meisjes en die meerderheid houdt min of meer aan tot we in de leeftijdscategorie boven 50 jaar terechtkomen. In de onderwijs specifieke leeftijd van 0-34 jaar zitten mannen in een klein overwicht behalve in de categorie 25-34 jaar. De overwichten zijn niet drastisch. In 2012-2013 zien we een klein overwicht van de meisjes bij voj (16.333 om 17.875). De meisjes overheersen op mulo en de jongens op LTS. Bij de middelbare scholen zien we op de vwmko-scholen een sterke feminisatie. Er zijn bijna tweemaal zoveel vrouwen als mannen in de periode 2011-2014. In 2013/2014 zien we bijvoorbeeld 9.243 meisjes tegenover slechts 4.582 jongens. Waar zijn al de jongens naar toe verdampt. Vwmko omvat VWO, Havo, Natin, Imeao en pedagogisch onderwijs. Op VWO overheersen de meisjes en zelfs op Natin en Imeao. De pedagogische opleidingen zijn een mannenaangelegenheid. Op het tertiair niveau verergert het beeld voor de jongens dramatisch als we kijken bijvoorbeeld naar de periode 2008-2014. Waar de verhouding vrouwen mannen van 2008-2011 was 69% om 31% zien we in 2012-2014 dat de mannen hun aandeel zien slinken tot beneden de 30% tot 28% en de vrouwen stijgen tot 72%. Op de universiteit, IOL en AHKCO domineren de vrouwen met alleen een overwicht van de mannen op de veel kleinere PTC en Lobo. Op de Technologische Faculteit – die vroeger mannenterritorium was – zien we bijvoorbeeld in 2013/2014 een vrouwenpopulatie van 58% en 42% mannen. Zelfs bij de richtingen Delfstoffenproductie, Infrastructuur en Agrarische Productie overheersen de vrouwen, in tegenstelling tot Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde. Deze zijn de enige 2 richtingen op de hele universiteit waar de mannen in de meerderheid zijn. Op de Faculteit der Maatschappijwetenschappen domineren de vrouwen op alle 7 richtingen. Op het totaal is de verhouding vrouw –man: 75% – 25%. Op Medische Wetenschappen (Geneeskunde en Fysiotherapie) is de verhouding vrouw – man: 67% – 33%. Op IOL is de verhouding 86% – 16% in het voordeel van de vrouwen. In het bovenstaande is duidelijk geworden dat het aandeel van de mannen in het hoger onderwijs bedroevend laag is. Hun aandeel in de ontwikkeling van het land zal op den duur ook minimaal zijn, omdat het dan zal gaan op human capital van lage kwaliteit. De mannen en jongens hebben grote problemen in het Surinaams onderwijs. Er zijn maar enkele leiders die dat onderkennen, maar concreet kunnen ze niet worden. In de beschikbare partijprogramma’s zijn maatregelen om balans te brengen en de jongens te helpen (en tegelijkertijd Suriname) nog niet te ontwaren.

error: Kopiëren mag niet!