Armoede, corruptie en slecht bestuur

dblogoHet grootste deel van de inhoud van dit artikel heb ik ontleend aan het boek van Jeffrey Sachs: “Het einde van de armoede”; Rotterdam 2005. “Iedereen die heeft gewerkt in Afrika weet dat corruptie (corrupte overheden), misbruik en mismanagement tot in alle poriën van de samenleving zijn doorgedrongen, van de chauffeur die zijn bus volstrekt overlaadt en de helft van zijn passagiers bij een politie controlepost vraagt om even te bukken, tot de president die zijn eigen exorbitant pensioen regelt. Afrikaanse bestuurders hebben hun positie doorgaans te danken aan vriendjespolitiek, belangenverstrengeling of corruptie, en je kunt er niet op vertrouwen dat zij zich zullen houden aan de spelregels van behoorlijk bestuur..” African leaders don’t have the interest of the people in their heart”, aldus Sachs.
Van 1957, het begin van de Afrikaanse onafhankelijkheid, tot 2004 voerden 34 van de 48 grotere Afrikaanse landen oorlog. De gevolgen hiervan op de ontwikkeling van Afrika zijn rampzalig. Het verdriet onvoorstelbaar. Afrikaanse oorlogen zijn veelal burgeroorlogen. Afrikaanse landen vechten relatief zelden tegen elkaar. In plaats daarvan moorden bevolkingsgroepen elkaar uit binnen de grenzen van het land: tribalisme, etnische haat, stammen die niet samen konden of wilden leven, religieuze, sociale, politieke en economische oorzaken. De Hutu’s en de Tutsi’s in Rwanda en Burundi, de Shona en de Ndebele in Zimbabwe, de Arabische Janjaweed en de Afrikaanse landbouwers in de Soedanese provincie Darfur, de Ovimbundu en de Mbbundu in Angola.
Ook al zijn tribale tegenstellingen niet de hoofdoorzaak, etniciteit of religie speelt vaak een rol in Afrikaanse conflicten. In de strijd om de macht proberen rebellenleiders en politici een zo groot mogelijke achterban te mobiliseren. Dat doen zij nogal eens door de “etnische kaart” te spelen: ze benadrukken hun etnische afkomst en spreken de bevolking aan op het feit dat zij tot een bepaalde stam, clan of bevolkingsgroep behoren. Omdat veel Afrikanen zich sterk verbonden voelen met hun stam of clan, vinden politici en rebellerende individuen en groepen ook de meeste aansluiting bij hun eigen achterban. Door de nadruk te leggen op etniciteit winnen ze aanhang en wakkeren ze tegelijkertijd vijandige gevoelens aan tegenover anderen. Problematische samenlevingen scheuren vaak langs deze grenzen van etniciteit of religie (India-Pakistan in 1948, het Irak van Saddam Hoessein) .
Hierdoor is de traditie ontstaan om de eigen achterban te bevoordelen, omdat Afrikaanse leiders gebonden zijn aan hun families, stammen of clans. Traditionele autoriteiten, chiefs en hoofdmannen, opereren niet in het algemeen belang. Ze zitten op hun post als hoofd van een extended family, om de groep, de eigen achterban te bevoordelen, te belonen die hen aan de macht houdt. En wanneer deze leiders toegang hebben tot de staatskas, behagen ze hun clan nogal eens met gemeenschapsgeld. Daardoor ligt corruptie doorlopend op de loer. Leiders die niet de hele gemeenschap willen dienen, komen al snel in de verleiding in de staatskas te graaien. Het individuele belang krijgt de overhand. Dit systeem weerhoudt Afrika ervan zich te ontwikkelen tot een moderne, liberale samenleving met modern en verantwoordelijk bestuur. Bovendien moeten Afrikaanse landen het vaak hebben van de export van hun natuurlijke grondstoffen, delfstoffen, waardoor zij een zeer zwakke economie hebben. En ook zeer zwakke staatsinstellingen.
Economische groei binnen een goed functionerende democratie geeft daarbij de beste kans op een vreedzame samenleving. Op de lange termijn damt alleen economische groei en vermindering van de armoede het ontstaan van burgeroorlogen in. Wanneer de wortel van het geweld ligt in de grote armoede op het continent, vormen armoedebestrijding, gevolgd door economische groei en een stabiel corruptievrij democratisch bestuur de enige werkelijke oplossing.
Leendert Doerga

error: Kopiëren mag niet!