45 jaar arbeid

Het ministerie van arbeid heeft gisteren herdacht dat het 45 jaar geleden speciaal in het leven werd geroepen. Dit ministerie viert zijn 45-jarig jubileum op een moment waarop enkele markante zaken zijn gerealiseerd voor de werkende klasse. Wat de werking van die markante maatregelen zal zijn, zal de tijd uitwijzen. Dit jaar is het Decent Work Country Programma getekend, waarbij het ministerie (Arbeid) in staat was om alle vakcentrales bij elkaar te krijgen zodat ze een akkoord konden tekenen om twee jaar met elkaar samen te werken op een aantal gebieden waar we nog achterlopen. De werkgevers tekenden mee. Zo een sociaal akkoord kon in de afgelopen decennia niet worden gerealiseerd, ook niet door de SER die onder andere daarvoor in het leven werd geroepen. Dit programma zullen de werkgevers, de werknemers en de overheid samen uitvoeren. Een ander markant punt dat recent werd gerealiseerd, is het wettelijke minimumuurloon. Dit punt stond al in de koloniale periode van zelfbestuur al op de politieke agenda, langer dan 40 jaar, maar kon niet worden gerealiseerd. Voor de laatste keer zetten de NF-partijen het minimumloon op de politieke agenda en maakten het tot een actuele zaak. Maar het lukte hen 10 jaren lang niet om deze zaak van de grond te krijgen. In deze regeerperiode werd deze zaak wel gerealiseerd. Hetzelfde geldt voor de zwangerschapsregeling. In de wetgeving komt een verplicht betaald zwangerschapsverlof nog steeds niet voor, maar via de Wet Nationale Basiszorgverzekering is de zwangerschapszorg al geregeld. Dit is onderdeel van de wet. Wat nog moet komen, is de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof en welke loon moet worden betaald aan de zwangere werknemer en onder welke voorwaarden. De zwangerschapszorg is onderdeel van de sociale zekerheidsrechten die wettelijk verder zijn verankerd door de huidige regering. Er is getracht om een sociaal zekerheidsstelsel in werking te brengen. Voor Suriname is heel vaak in internationale rapporten vermeld dat het land niet beschikt over een sociaal zekerheidsstelsel, nu is dat veranderd. Lange tijd was ziektekostenverzekering een zaak van willekeur van de werkgever. Een aantal cao-bedrijven had via onderhandelingen deze zorg vastgelegd in de cao. Daarbuiten waren enkele werkgevers op eigen initiatief overgegaan om het personeel te verzekeren, soms onder de voorwaarde dat men de hele premie betaalde, soms droeg de werknemer bij. Nu is het de bedoeling van de Wet Nationale Basiszorgverzekering dat alle werkgevers hun werknemers verzekeren en daarbij 50 % of meer van de premie zelf betalen. We zeggen ‘bedoeling’ omdat er een fout zit in de wet die zegt dat alleen ‘natuurlijke personen’ tot werkgevers behoren die verplicht zijn de verzekering te sluiten. De wet is in dit geval uitgegaan van het internationale principe dat de sociale zorg niet zonder meer de uitsluitende verantwoordelijkheid van de werkgever moet zijn, maar een gedeelde verantwoordelijkheid. Wat de basiszorgverzekering betreft, zijn er nog veel haken en ogen. Op dit stuk beweren oppositionele partijen dat door deze wet de werknemer armer is geworden. Voor werknemers die in de categorie 20 – 49 jaar zitten, moet de basiszorgverzekeringspremie volgens de wet niet meer dan SRD 165 per maand zijn. Als de werknemer zijn maximale werknemersaandeel betaalt, dan komt dat neer op SRD 82,50. Zonder verzekering zijn de kosten uitsluitend voor de werknemer en die kunnen behoorlijk oplopen. Bij de verzekering van de werknemers mag de Staat nog inkomen en bedrijven bijstaan met de premie. Het zijn tenslotte de bedrijven die de banen creëren en die in stand houden. Als de politiek op gegeven moment van oordeel is dat de werknemers armer zijn geworden met deze wetten, dan mag de Staat de werkgevers en de werknemers van de laagst betaalde categorieën bijstaan met het betalen van de premie. In deze regeerperiode is ook gerealiseerd de Wet Algemeen Pensioen, waarin een pensioen wordt geregeld voor alle werknemers. Ook hier moeten werkgevers en werkgevers gezamenlijk de premies betalen. Het is begonnen met een kleine 3% van het basisloon, maar dit percentage zal elk jaar toenemen. Ook hier zou later een noodzaak kunnen ontstaan dat de Staat voor de laagst betaalde loongroepen de premie helpt betalen. Er zijn wat het sociaal zekerheidsstelsel betreft markante zaken bereikt kort voordat het ministerie van arbeid zijn 45ste jubileum viert. Het ministerie was eind jaren ’60 een eis van de arbeidende klasse na zich gemengd te hebben in een politieke strijd, die leidde tot de val van de regering Pengel. Het beleidsgebied arbeid was daarvoor vanaf de jaren ’40 onderdeel geweest van andere ministeries, soms in de vorm van een afdeling, soms als een onderdirectoraat of een directoraat. Vanaf 1970 is er steeds een duidelijk ministerie geweest dat verantwoordelijk is voor de ordening op het arbeidsvlak. Het ministerie heeft ministers gehad van allerlei pluimage: technocraten, personen met een vakbondsoriëntatie en exponenten uit het bedrijfsleven. De uitgebreide wetgeving, de structuur van het departement en de programma’s die het ministerie verzorgt vanuit zijn werkarmen maken dat allen een min of meer consistente lijn hebben gevolgd. Er is voor dit departement nog enig huiswerk te maken. In de eerste plaats is het decent work programa er om uit te voeren. De arbeidswetgeving moet verder worden gemoderniseerd, vooral de veiligheidswetten. Instituten als de Arbeidsinspectie moeten worden versterkt en het ministerie moet beter arbeidsdata kunnen verzamelen en analyseren. Het ministerie moet verder de sociale partners zodanig gefocust houden dat ze in staat zijn hun bijdrage te leveren. Capaciteitsversterking van de vakbeweging is daarbij belangrijk. Dat blijft nog een uitdaging voor dit ministerie.

error: Kopiëren mag niet!