Meer vrouwen in leidinggevende posities

In een gisteren door de VN/ILO uitgegeven rapport blijkt dat de Surinaamse vrouw als topmanager of bedrijfseigenaar er heel slecht bij staat. Het is niet al te geweldig gesteld met de positie van de Surinaamse vrouw als die vergeleken wordt met die van de counterparts in de andere landen. Voor een deel heeft dat te maken met de positie van de vrouw in de economie en op de arbeidsmarkt. Op dit stuk vertoont ons land grote achterstanden. De verkiezingen zijn aanstaande en de partijen/kiesverenigingen moeten concreet aan de kiezers voorhouden binnen welke termijn men veranderingen zal aanbrengen aan deze situatie. Op de global gender gap index scoren de Surinaamse vrouwen regionaal het slechtst. Wat de score naar beneden trekt, is het aspect van economische weerbaarheid in relatie tot de man. Onder deze indicator wordt gekeken onder andere naar de vrouwen in de leidinggevende posities in het bedrijfsleven en in de politiek (staatshoofden, regeringsleiders, parlementsvoorzitters, (onder)ministers, parlementariërs, dc’s etc..). De partijen hebben de ruimte om alsnog formeel kenbaar te maken wat men zal doen om de situatie te verbeteren en uiteraard met deadlines, want anders is het allemaal niet geloofwaardig. De politiek kan het juiste voorbeeld geven door volgens het internationaal gangbare quotum genoeg vrouwen kandidaat te stellen. Vrouwen zijn over het algemeen veel beter geschoold dan mannen en bijna over de hele linie over alle disciplines. De vrouwen dienen op de verkiesbare plaatsen te komen en dienen niet alleen ingezet te worden om met brede koto’s te dansen rondom partijvoorzitters, met vlaggen te zwaaien of in de keuken te werken. Het is wel bekend dat op een enkele partij na er niet geïnvesteerd wordt in vrouwen voor het grote werk. Met geïnvesteerd kan gelijk worden gesteld het vormen middels het voordragen voor werk waar men kan leren en rijpen. Als er soms voor vrouwen worden gekozen dan is dat om de verkeerde reden, maar in de partijen/kiesverenigingen moeten er structuren worden gecreëerd waardoor vrouwen kunnen meedingen en klimmen. Er moet door de partijvoorzitters een milieu worden gecreëerd, waarbij het normaal wordt dat vrouwen mondig zijn, zonder dat ze daardoor een etiket opgeplakt krijgen. Dat moet ook in partijen die traditionele denkpatronen (over de genderrollen) nog hoog in hun vaandel voeren. De vorige verkiezing zijn weinig vrouwen gekandideerd op verkiesbare plaatsen. Het gevolg was minder vrouwelijke DNA-leden en uiteindelijk ook heel weinig vrouwelijke ministers. De politiek kan dus nu een goed signaal geven en de vrouwelijke achterban moet vrouwelijke kandidaten eisen. De politieke strijd is nu hevig qua intensiteit en spanningen, maar het gaat nu noch bij de coalitie noch bij de oppositie om wat men concreet zal doen. Een jaar terug was de coalitie nog behoorlijk thematisch bezig, maar dat alles is in de klerenkast gedaan. Kennelijk is de vaststelling ‘je moet een gangster zijn’ – afkomstig van een coalitieleider en slechte sportpersoon – echt wel ter harte genomen. Wat het aantal vrouwen in leidinggevende posities in het bedrijfsleven betreft, is gisteren een VN-wereldrapport uitgekomen (Vrouwen in business en management), waarin dit alles zo een beetje is vergeleken en Suriname is erbij. Het rapport concludeert dat mondiaal bekeken ‘het glazen plafond’ voor vrouwen nog steeds in tact is. De sky is dus nog niet de limiet voor vrouwen en in 2001 schreef de VN al over het glazen plafond, dat moest worden doorbroken. Het VN-agenstschap ILO concludeert wel dat sinds het 2001-rapport veel vrouwen zijn gaan doordringen tot middel- en seniormanagement wereldwijd in de publieke en private sector. Na 13 jaar moet echter nog steeds geconcludeerd worden dat de vrouwen toch nog steeds weinig voorkomen in de echte topfuncties. Hoe groter een bedrijf, hoe kleiner de kans zal zijn dat een vrouw de CEO is. Slechts een klein deel van de CEO’s in de grote wereldbedrijven zijn vrouwen. In de rijke OECD-landen is dat minder dan 5%. Vrouwen vullen 40% van de banen wereldwijd, maar deze zijn vaak de lager betaalde banen, zegt de ILO. Vrouwen draaien ook een derde van alle businesszaken, maar dat zijn meestal kleine en middelgrote ondernemingen. In de meeste regio’s hebben de vrouwen de mannen ingehaald wat betreft het dragen van een bachelor- of mastertitel. Echter zijn er wereldwijd voor vrouwen wel achterstanden op het gebied van wetenschappelijk research, engineering en informatietechnologie. Het rapport haalt Wereldbank-cijfers aan en geeft aan dat in 2010 in Suriname ca. 15% van de bedrijven een vrouwelijke topmanager had. Trinidad had er ca. 21%, Barbados 25%, Bahamas 33%, Guyana 18%, Jamaica 24%, St. Vincent 39%, St. Lucia 24% en St. Kitts 21%. In Caricom-verband. De Caricom -MDC’s (meest ontwikkelde landen waaronder ook Suriname valt) zijn ook allemaal boven Suriname. In het rapport wordt expliciet vermeld dat Suriname vrouwelijke parlementsvoorzitters heeft gehad. Het aantal bedrijven waar vrouwen in enige mate eigenaar zijn, varieert rond de11-22 % (grote, kleine en middelgrote bedrijven) met een gemiddelde van 18.3%. In Latijns-Amerika en het Caribisch gebied staat Suriname helemaal onderaan als laatste. Trinidad staat bijvoorbeeld op gemiddeld 45%, Guyana 58%, Jamaica 38%, Bahamas 58% en Barbados 43%. De Surinaamse vrouw staat er als bedrijfseigenaar er heel slecht bij.
Kritische schrijvers zeggen dat er geen sprake is van een glazen plafond – zoals de ILO dat in 2001 zei en nu weer zegt – waartegen getalenteerde vrouwen opbotsen, maar een hardnekkige laag van mannen. Ook in ons land zou daarvan meer sprake zijn dan in de andere regionale landen, getuige de Wereldbank-cijfers. Zowel in de private sector als in de politiek moeten vrouwen meer kansen krijgen, meer zelfverzekerdheid aan de dag leggen en de kansen afdwingen.

error: Kopiëren mag niet!