Betekent achter slot en grendel in Suriname tevens vergrendeling van het kiesrecht?

In het recentelijk uitgekomen nummer van het Surinaams Juristen Blad (SJB 2014 nummer 3) heeft mr. E.P. Rudge LL.M., oud-docent aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname, een zeer lezenswaardig artikel geschreven, getiteld: “Is achter slot en grendel in Suriname tevens een grendel op het kiesrecht? Artikel 58 Grondwet in het licht van het nationaal en internationaal recht”.
De centrale vraag die de auteur aan de orde stelt, is of alle Surinamers de mogelijkheid hebben om op basis van de Grondwet (GW) hun stemrecht (actief en passief) uit te oefenen. Rudge wijst erop dat artikel 52 GW bepaalt dat de politieke democratie zich kenmerkt door de participatie en representatie van het Surinaamse volk. De politieke democratie schept voorts de voorwaarde voor deelname van het gehele volk aan algemene, vrije en geheime verkiezingen.
Anderzijds beperkt artikel 58 GW in bepaalde gevallen de uitoefening van het kiesrecht. Zo zijn onder andere van het kiesrecht uitgesloten:
a. zij, die krachtens onherroepelijke rechterlijke uit¬spraak het kiesrecht missen;
b. zij, die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd;
Ten aanzien van de sub a genoemde categorie zijn er geen problemen, daar hun uitsluiting op een onherroepelijke rechterlijke uitspraak berust. De vraag of deze uitspraak geen inbreuk maakt op één van de fundamentele rechten, namelijk het kiesrecht, laat ik hier buiten beschouwing. Overigens is mijn ervaring dat het weinig voorkomt dat de ontzegging van het kiesrecht door de rechter wordt uitgesproken. Het zou interessant zijn na te gaan in hoeveel gevallen dat in onze rechtshistorie wel is gebeurd. De sub b genoemde categorie roept echter vele vragen op. De auteur wijst er terecht op dat ook een verdachte tegen wie slechts een vermoeden van schuld bestaat, en die dus na enige tijd weer op vrije voeten kan worden gesteld onder deze categorie valt. Dit omdat de vrijheidsberoving met inachtneming van de wet is geschied. Maar ook personen die in eerste aanleg veroordeeld zijn en hoger beroep hebben aangetekend, vallen onder deze categorie. Dit betekent dat zij niet bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak zijn veroordeeld, daar het Hof van Justitie in appèl nog een beslissing moet geven.
Het is genoegzaam bekend dat in ons land vanwege de onderbezetting van de rechterlijke macht de behandeling in appèl vele jaren op zich kan laten wachten. Wanneer achteraf blijkt dat de verdachte ten onrechte was gedetineerd en hij weer op vrije voeten wordt gesteld, betekent dit dat hij de facto zijn stemrecht niet heeft kunnen uitoefenen, aangenomen dat de verkiezingen reeds achter de rug zijn. De schrijver ziet dit terecht als een inbreuk op een van de fundamentele mensenrechten. Bij de behandeling van deze problematiek moet onderscheid gemaakt worden tussen het actief en het passief kiesrecht. Ook al bevindt iemand zich achter slot en grendel, dan geeft artikel 59 GW hem toch de mogelijkheid gebruik te maken van het passief kiesrecht dat wil zeggen zich te laten verkiezen tot lid van één van de vertegenwoordigende lichamen.
We krijgen dus de vreemde situatie dat iemand die gedetineerd is niet naar de stembus mag gaan, maar zich wel kan laten verkiezen tot lid van één van de vertegenwoordigende lichamen. Aangezien de memorie van toelichting op onze GW ontbreekt, moeten wij gissen naar de ratio van dit onderscheid. Terecht stelt de auteur dat hij zelf geen reden ziet voor deze vorm van discriminatie. Rudge stelt dat deze keus van de grondwetgever vreemd aandoet, daar dit betekent dat de grondwetgever de betrokkene niet goed genoeg acht om te stemmen, maar wel om gekozen te worden! Terzijde zij opgemerkt dat ik meen dat enkele decennia geleden zich in het district Nickerie een geval heeft voorgedaan waarbij iemand die gedetineerd was, toch gekozen werd als lid van het toenmalige parlement. De tijd ontbrak mij om dit na te trekken. Tot slot merkt Rudge op dat het algemene idee bestaat dat een individu dat verdacht is van een strafbaar feit en daarvoor is opgesloten, of zelfs is veroordeeld door de kantonrechter, geen aanspraak mag maken op rechten, die aan andere “brave” burgers toekomen. Hij neemt daarom ook stelling tegen deze opvatting en wijst erop dat het om een schending van een fundamenteel recht gaat. Naar zijn mening is het in de meeste democratische landen zo dat ook gedetineerden, die niet uitdrukkelijk bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak het stemrecht is ontzegd, hun stemrecht mogen uitoefenen. Hij adviseert daarom dat Suriname zijn wetgeving op dit stuk zo spoedig mogelijk aanpast aan hetgeen internationaal gebruikelijk is. De auteur zou het toejuichen indien een zaak zou worden voorgelegd aan de Surinaamse rechter door een gedetineerde die niet in de gelegenheid wordt gesteld om zijn stemrecht uit te oefenen in mei 2015!
Carlo Jadnanansing

error: Kopiëren mag niet!