Een nadere beschouwing

Politici die negatief zijn ingesteld maken heel vaak afkeurende opmerkingen naar het beleid toe. Zo zijn ze van oordeel dat de regering op een zeer onverantwoorde wijze omgaat met de besteding van staatsgelden. Als argument wordt dan aangevoerd dat de staat in een enorm financieel tekort zal komen te verkeren. Het gevolg daarvan zal dan zijn dat de overheid haar financiële verplichtingen jegens derden niet zal kunnen nakomen.
Ook wordt beweerd dat de regering ondoordacht leningen aangaat met bevriende mogendheden die uiteindelijk moeten worden terugbetaald. Deze opmerkelijke handelingen zullen na verloop van tijd, als het komt op terugbetalen, een heel zware financiële belasting vormen voor de staat. Deze redenering wordt vaak gehanteerd, maar het is gewoon een eigen interpretatie die men eraan wil geven. Mensen die het beter weten zullen eerlijkheidshalve moeten toegeven dat dit beeld dat geschetst wordt, een vertekend beeld is. Men probeert bewust de ander te beïnvloeden door extreme denkwijzen er op na te houden en hen ook moedwillig een bepaalde denkwijze op te dringen. Gelukkig hebben internationaal erkende organisaties aangegeven dat het gevoerde financiële beleid de afgelopen periode door deze regering als positief gekwalificeerd kan worden. Elk jaar wordt er een staatsbegroting door de regering samengesteld en deze wordt ter goedkeuring aangeboden aan De Nationale Assemblee. We weten ook dat er bij iedere begroting met getallen en cijfers wordt aangegeven dat er uiteindelijk een tekort aan financiële middelen bestaat welke middels een vooraf goed opgezet beleid tot uitdrukking wordt gebracht. Een ieder in het land is ervan op de hoogte dat er een tekort is aan middelen om de gestelde doelen te bereiken. En dit tekort moet middels leningen en andere modellen worden opgevuld. De regering mag ten behoeve van de staatshuishouding een lening aangaan met de Centrale Bank van ten hoogste tien procent van de door De Nationale Assemblee goed gekeurde begroting van het desbetreffende dienstjaar. Het is bij deze belangrijk te weten dat dit uiteindelijk binnen de perken van het toelaatbare toch nog tot een goed einde wordt gebracht. In voorgaande decennia is een periode bekend waarbij werkend naar een goed handelsverkeer er muntbiljetten met een nominale waarde van resp. een gulden en twee gulden en vijftig centen in omloop werden gebracht. Dit was zeer zeker een beleidsaangelegenheid welke is geschied met goedkeuring van de toenmalige autoriteiten die met de organisatie van staatsfinanciën te maken hadden. Het gevoerde economische beleid van de overheid in die periode en de achteruitgang in de productiesector hadden er toe geleid dat er op een bepaald moment te veel muntbiljetten in omloop werd gebracht die bovendien niet door voldoende voorraad goud en of deviezen bij de Centrale Bank was gedekt. De intrinsieke waarde van de Surinaamse munteenheid was daardoor sterk in waarde afgenomen. Vanwege de nieuwe bankwet die door de voormalige governor van de Centrale Bank werd ingevoerd met betrekking tot het voeren van een juist en gepast monetair beleid is klaarblijkelijk de bevoegdheid van de overheid om ongedekte muntbiljetten in omloop te doen brengen ongedaan gemaakt. Er zijn passende regels ingevoerd die het voeren van een adequaat financieel beleid bij de overheid in goede banen moet leiden. Een regering die goede voornemens heeft om het land tot ontwikkeling te brengen zal ongetwijfeld de medewerking van bevriende landen vragen. Het is dan ook wel te begrijpen dat er daardoor verplichtingen naar elkaar toe zullen ontstaan. Een samenwerking moet ten voordele zijn van betrokkenen. Men moet daarom niet vreemd opkijken wanneer de regering leningen sluit met bevriende mogendheden ter realisering van economische projecten voor het volk. Het volk zal dan moeten meewerken om die schulden te vereffenen. Suriname is van ons allemaal. Lever jouw bijdrage aan de ontwikkeling.
Edward Marbach

error: Kopiëren mag niet!