Suriname is meer ontwikkelde economie

De aanname van de sociale wetten is een kant van een heel belangrijke medaille. Alles wat besteed en uitgegeven wordt, moet ook worden verdiend. Dat betekent dat de samenleving kennelijk haar productiviteit moet gaan opkrikken. Om dat te kunnen doen, moet de productiviteit van zeker arbeid en kapitaal worden gemeten. Trends moeten worden uitgeplozen, de economie moet worden ontrafeld om achterstanden weg te werken. Suriname heeft geen traditie om de productiviteit te meten. Internationale rapporten als het jaarlijkse Global Competitiveness Report van het Wereld Economisch Forum (WEF) plaatsen het concurrentievermogen van ons land in economisch perspectief, waarbij ook een beeld ontstaat van onze productiviteit. Als de Surinaamse productiviteit gemeten wordt, zijn er programma’s die op middellange en lange termijn kunnen zorgen voor een meer productieve en meer concurrerende samenleving. Suriname staat tussen 144 geëvalueerde landen op de 110de plaats op de Global Competitiveness Index. Wat opvalt, is dat de ontwikkelingsfase waarin de Surinaamse economie wordt geclassificeerd, geklommen is van de 3de naar de op een na hoogste economische ontwikkelingsfase. Een aantal van 37 economieën zit in de hoogste ontwikkelingsfase (innovatie gedreven) waaronder Nederland, USA, Japan, Frankrijk, Duitsland en Engeland. In de hoogste ontwikkelingsfase zit maar 1 Caribisch land, met name Trinidad. In de 2de fase (transitiefase van 3de naar 1ste fase) zitten naast Suriname nog 23 economieën, waaronder alleen mede Caribisch land Barbados. In de derde fase waar Suriname vorig jaar zat, zitten Dominicaans Republiek, Guyana en Jamaica. In de meest primitieve fase zit alleen Haïti. Op de overall lijst zitten boven Suriname, Barbados (55), Jamaica (86), Trinidad (89) en Dominicaanse Republiek (101). De rest zit onder Suriname. Het is frappant dat Suriname in de op een na beste ontwikkelingsfasen van de economie zit en toch op de 110de plaats. Nederland zit op de 8ste plaats. Op een schaal tussen 1 en 7 scoort Suriname overall 3.71 en Nederland 5.45. De laagste score is 2.79 voor Guinee. Op de vorige GCI-index stond Suriname op plaats nummer 106. Suriname is dus met 4 landen minder 4 plaatsen gezakt. Het jaar daarvoor was Suriname met 8 plaatsen geklommen. De scores zijn opgemaakt uit 3 scores waaronder die betreffende ‘basisvoorzieningen’, ‘efficiëntie bevorderaars’ en ‘innovatie’. Wat de ‘basisvoorzieningen’ betreft, scoort Suriname het hoogst met plaats 86. De 4 subsectoren, die daarin het hoogst scoren, zijn ‘macro-economisch milieu’ (59), ‘gezondheid en basisonderwijs’ (73) en infrastructuur (86). Wat de kwaliteit van de Surinaamse instituten betreft, is de score slechter en wel 105. Wat de categorie ‘efficiency verbeteraars’ betreft, scoort Suriname 121, lager dat het gemiddelde van Suriname, met slechte beoordelingen voor ‘goederenmarkt efficiency’ (129), ‘marktomvang’ (137), ‘arbeidsmarktefficiency’ (117) en ‘ontwikkeling financiële markt’ (118). Hoger dan het Suriname gemiddelde maar toch slecht is de score bij ‘hoger onderwijs en training’ (105). Het grootste probleemfactoren om business te doen in Suriname is de inefficiëntie in de overheidsbureaucratie, gevolgd door corruptie, toegang tot financiering, inadequaat getrainde beroepsbevolking en slechte werkethiek van de werkende mens in Suriname. Suriname was in het Wereldrapport Concurrentievermogen (Global Competitiveness Report) 2013-2014 geklommen met 8 plaatsen in vergelijking tot het voorlaatste rapport 2012-2103. Dit jaar zijn 4 landen meer beoordeeld dan het vorige jaar toen het aantal 144 was. Inefficiënte overheidsbureaucratie, corruptie en gebrekkige financieringsmogelijkheden blijven de top 3 van de problematische factoren om business te doen in Suriname, alleen zijn deze problemen groter geworden. Het aantal dagen om een business te starten, is gedaald van 694 dagen naar 208. Het aantal procedures om een business te starten in Suriname blijft op 13 handelingen. Op dit vlak heeft Suriname dus toch wel vorderingen geboekt.
Het WEF-rapport bevat dit jaar weer in een aantal pagina’s een aantal heel interessante gegevens. Er zijn scores zoals de kwaliteit van onze havens waar Suriname heel goed scoort. Dat zijn de aspecten waar verder op voortgeborduurd moet worden. Er zijn andere aspecten waar Suriname heel slecht scoort. Op deze gebieden moet de regering gerichte actie voeren om de situatie in Suriname te verbeteren. Zo is Suriname op de op 2 na laatste plaats wat betreft het beschermen van investeringen. Het aantal dagen om een business te starten, is met 2/3de gedaald, maar Suriname staat wat dit betreft toch op de laatste plaats op de hele lijst. Er is op het kabinet van de vp een unit ingesteld om de productiviteit van de Surinaamse economie te bevorderen. Deze unit kan een aantal deskundigen herbergen, maar er moet een goed partnerschap worden aangegaan met de verschillende ministeries. Op de departementen zitten de afdelingen met hun regulier werk. Plus zijn er afdelingen die te maken hebben met een onderbezetting. Deze afdelingen nog eens opladen met productiviteitstaken die niet zijn ingebed in de echte taken van de afdeling zal de zaak niet vooruit helpen. De unit moet het WEF als een basis nemen om de bottlenecks aan te pakken. We lezen weer dat de overheid als inefficiënt wordt ervaren. We lezen weer dat in de economie de corruptie ook als een probleem wordt ervaren. Er mag een productiviteitsprogramma in de maak zijn, maar corruptie zal het spel bederven. Opvallend zijn ook zaken als een slechte werkethiek. Dat valt dan weer moeilijk te rijmen met sociale wetten die o.a. minimumlonen regelen. Het is zaak dat mede in het kader van de sociale wetten ook wordt gekeken naar de productiviteit van de samenleving. Het rapport legt hier de pijnpunten bloot waaraan moet worden gewerkt.

error: Kopiëren mag niet!