‘Hoge ambtenaren moeten ook onterechte kritiek kunnen verdragen’

IPI 1
IPI 2De Surinaamse strafwetgeving op het vlak van smaad en laster en belediging vereist dringend een hervorming. Dat zou gebleken zijn uit een onafhankelijke juridische analyse verricht in opdracht van het Internationaal Persinstituut (IPI) in samenwerking met de Caribische Mediawerkersassociatie (CMA). In onze wetgeving zou sprake zijn van zware straffen, waaronder het verlies van zelfs burgerrechten.
De strafbepalingen
Het Wetboek van Strafrecht van Suriname behelst de zwaarste straffen in het Caribisch gebied wat betreft belediging gerelateerde misdrijven, stelt IPI. Op smaad –iemands eer of goede naam aanranden door ruchtbaarheid te geven van een beschuldiging – staat een straf van 6 maanden. Dit wordt 1 jaar als geschriften of beelden (smaadschrift) als middel zijn gebruikt. De straf loopt op tot 3 jaar als de pleger nalaat te bewijzen, terwijl hij de ruimte daartoe krijgt van de rechter (laster). Voor een belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, is de straf 3 maanden. Een valse klacht tegen overheidsfunctionarissen levert 3 jaar straf op. Voor lasterlijke verdachtmaking geldt dezelfde straf. Bij belediging van het (waarnemende) staatshoofd staat een straf van 5 jaar. Men kan ook ontzet worden o.a. van het recht om (bepaalde) ambten te bekleden, te dienen bij de gewapende macht, actief en passief kiesrecht en om advocaat te zijn. Vertonen en distribueren van documenten met belediging van het (waarnemend) staatshoofd wordt bestraft met 1 jaar. Vier jaar is de strafbedreiging bij belediging van een buitenlandse vertegenwoordiger en 2 jaar als het gaat om het openbaar gezag of lichaam of een openbare instelling. Uitdrukking van gevoelens van vijandschap, haat of minachting tegen de regering levert maximaal 7 jaar op. Het gaat steeds om misdrijven opzettelijk gepleegd en er is ook de optie van boete. Het IPI merkt op dat het misdrijf van belediging vatbaar is voor misbruik en vaag, waardoor het niet wenselijk is. Het instituut merkt op dat overheidsfunctionarissen bestand moeten zijn tegen een bepaald niveau van kritiek, zelfs onterechte kritiek (‘unfair criticism’).
Decembermoorden
Het viel IPI op dat heel weinig politici en journalisten die het sprak, melding maakten van de amnestiewetaanpassing in 2012 in relatie tot persvrijheid. Immers, een aantal journalisten is omgekomen tijdens de Decembermoorden en het proces ligt stil vanaf de aanname van deze wet. Een journalist zou hebben verklaard dat journalisten het verleden kennen en niet meer het slachtoffer willen worden. Het IPI concludeert dat de straffeloosheid de boodschap uitzendt dat de vrije media het niet waard zijn om hen te beschermen. IPI kreeg niet van redacteuren en journalisten te horen dat met de komst van de nieuwe regering, de persvrijheid onder druk kwam te liggen. Het IPI memoreert in dit kader het gegeven dat rond de 50 personen werkzaam zijn bij de ‘government public relations department’, onder wie vele journalisten ‘die zoet worden gehouden (‘wooed’) door een hoog salaris. Een oorzaak van de exodus zou volgens IPI zijn de lage lonen die journalisten ontvangen.
Zelfcensuur en onderzoeksjournalistiek
IPI kreeg naar aanleiding van het United States Department of State Country Reports on Human Rights Practices 2012 – dat in Suriname zelfcensuur en intimidatie constateerde – van mediawerkers te horen dat deze bevinding niet zou kloppen. Verschillende ‘observers’ zouden wel aan IPI hebben gerapporteerd dat er een gebrek is aan onderzoeksjournalistiek. Onderwerpen die ongemoeid zouden worden gelaten, zijn de vervuiling door goudwinning, de Chinese ‘invasie’, drugshandel en money laundering. Een obstakel zou zijn het ontbreken van wetgeving inzake openbaarheid van bestuur. Volgens de journalisten zelf is er geen diepgaand onderzoek vanwege lage lonen en een gebrek aan middelen en tijd.
Overheidsdruk
De meeste observers, nationaal en internationaal, komen tot de slotsom dat de Surinaamse regering persvrijheid respecteert. Een aantijging is wel dat overheidsadvertenties selectief worden gegeven; kranten met kritische artikelen zouden niets krijgen volgens een DNA-lid. In dit kader kreeg IPI te horen over de uitsluiting enige tijd terug van bepaalde kranten door de overheid. Ook zou gekozen worden voor informatieverstrekking via staatsmedia in plaats van vragen van de vrijde media te beantwoorden. Ook zou verklaard zijn dat een mediaman van de regering een programma gebruikt om de media te intimideren, naar het zou lijken met ondersteuning van de regering. Het rapporteert ook de uitspraak van onze vp bij een CMA en SVJ-workshop dat de media in dienst zijn van de regering, een uitspraak die IPI betreurt.
Oplossingen
Suriname behoort tot de Caribische landen waar de smaad- en lasterwetgeving strafrechtelijk werd toegepast. Het IPI-rapport noemt het vonnis tegen De West inzake de Deviezencommissie (2005) en de zaak van een leidinggevende van de EBS ook tegen De West. Het IPI vindt dat eventuele belediging voorkomen kan worden door gedragscodes/ethische codes toegepast door mediabedrijven. Mediaraden en journalistenverenigingen zouden daarbij een rol kunnen vervullen. Het persinstituut meent dat met civiele zaken genoegdoening kan worden verkregen door benadeelde partijen in geval van smaad of laster. Voorts moeten belanghebbenden het recht hebben om bij hetzelfde medium terug te reageren. Andere aanbevelingen betreffen de wet openbaarheid van bestuur, het beëindigen van overheidsadvertenties als straf, vrije toegang tot persconferenties en ondersteuning van de media als waakhond. Ook voor de media heeft het IPI een aantal aanbevelingen. Het rapport werd o.a. opgestuurd naar Surinaamse DNA-leden en –voorzitter Jenny Simons. IPI-directeur Alison Bethel McKenzie heeft Suriname aangeraden om de beledigingswetgeving aan te passen aan internationale standaarden.

error: Kopiëren mag niet!