De bekwame korpschef

Het vraagstuk betreffende de benoeming van een korpschef van het korps penitentiaire ambtenaren is nu volop in de aandacht. De discussie richt zich voornamelijk op de vraag of er wel of geen chef voor dit korps dient te worden benoemd. Of de formele grondslag in een wettelijke regeling voor deze functie wel of niet bestaat moet voor het nemen van een besluit hierover niet het eerste aandachtspunt zijn. Interessanter is de vraag welke doel- en taakstelling een penitentiaire inrichting heeft, maar ook en vooral de problematiek van de kringloop tussen deze organisatie en de omgeving waarin zij functioneert. Zowel in contextueel als ‘transactioneel’ opzicht bevindt de instelling voor gedetineerdenzorg zich in een gecompliceerde omgeving. Deze omgeving die vooral de samenleving betreft, is gebaat bij een detentie-instelling die de gewenste dingen doet en het gewenste effect sorteert. Tegelijkertijd zijn de interne belanghebbenden een belangrijke doelgroep van de organisatie. Dit gegeven is een complicerende factor voor het leiden van deze organisatie. Van een strafinrichting als bewaarplaats van veroordeelden is reeds lang geen sprake meer. Resocialisatie is het kernthema geworden. Gedragsverandering is het karakteristieke kenmerk van de taakstelling van de penitentiaire inrichting. De organisatiecultuur is van grote betekenis voor het kunnen waarmaken van de maatschappelijke functie. En cultuur is niet maakbaar, maar ontwikkelt zich geleidelijk aan. Plichtsbetrachting, integriteit, voorbeeldgedrag door een positieve uitstraling als penitentiair ambtenaar , vooral naar gedetineerden toe, strakke discipline, regels en procedures naleven zijn alle belangrijke accenten in de rolvervulling door deze functionaris. Voor de penitentiaire inrichting geldt in bijzondere mate, dat de topmanager zich heeft te concentreren op een dubbele belangensfeer: de interne en de externe doelgroepen, die gebaat zijn bij een goede organisatie en effectieve functionering van het geheel. De verschillende penitentiaire inrichtingen in ons land, die binnen identieke organisatorische structuren moeten opereren en de noodzakelijke afstemmingen tussen de verschillende leidinggevenden daarvan vragen om veel meer dan slechts administratieve sturing daarvan vanuit een hoger ambtelijk niveau. Nog minder zal afstandsbesturing het nastreven van de doelstellingen hier goede diensten bewijzen. Een directe overkoepelend chefniveau is hier dringend noodzakelijk. De beoogde functie van korpschef bij het korps penitentiaire ambtenaren is, vooral met het oog op de verwikkelingen zowel binnen als buiten de muren van de betreffende instellingen, geen sinecure. De verantwoordelijkheden voor goed functionerende penitentiaire inrichtingen eindigen niet op het niveau van directeuren daarvan. Het zware imagoverlies van deze organisaties als gevolg van ontoelaatbare gebeurtenissen daarbinnen gedurende een reeks van jaren zal niet hersteld worden door onbekwaamheid op het niveau van overkoepelende sturing. Interne personeelswerving geniet in de regel voorkeur boven externe voorziening in vacatures. Dat klopt. Maar behoedzaamheid is wel vereist als het om de (toekomstige) functie van korpschef gaat. De keuze voor de juiste persoon zal niet uitsluitend bepaald moge worden door dienstjaren, interne opleiding, rang en promotievolgorde. In de onderhavige functie gaat het om taken die noodzaken tot leidinggeven op basis van gedegen kennis van de problematiek die samenhangt met het functioneren van meerdere organisaties binnen een sector waarbij uiteenlopende kennisgebieden betrokken zijn. Gegadigden voor de functie van korpschef dienen reeds daarom een afgeronde universitaire opleiding te hebben genoten, waarbij een gedragswetenschappelijke oriëntatie van betrokkenen verlangd moet worden. Louter vaktechnische kennis, deels verkregen door scholing, deels door werkervaring, is niet voldoende. De keuze van de uiteindelijke kandidaat voor de vervulling van deze functie zal tevens bepaald moeten worden door zijn vermogen tot ontwikkelingsgericht denken en werken, waarbij meerdere disciplines betrokken zijn. Het besluit ‘Taakstelling Departementen’ veronderstelt de juiste man op de juiste plaats. Enge persoonlijke belangen mogen de objectieve oordeelvorming over de juiste keuze voor benoembaarheid in de functie van korpschef van het korps penitentiaire ambtenaren op geen enkele wijze beïnvloeden. Het bekende Peterprincipe leert ons, dat elke werker net zo lang promotie maakt, tot hij zijn niveau van onbekwaamheid heeft bereikt. Dat geldt eveneens voor het overheidspersoneel. Ook voor werkers in penitentiaire inrichtingen.
Stanley Westerborg
(Organisatieanalist)

error: Kopiëren mag niet!