Onderwijsklaagmuur rond onderwijsvernieuwingen

De afgelopen jaren is in de Surinaamse media een discussies gevoerd over onderwijsvernieuwing in het lager onderwijs die al een kleine 13 jaren (2000 – 2013) in ontwikkeling is. De laatste weken is de strijd weer heftig opgelaaid binnen de structuren van het Minov en de projectmatige unit Beip (Basic Education Improvement Programme). Ondanks de 13 jaar lang lopende voorbereidingen is de beeldvorming rond de voorgenomen en in de implementatie zijnde vernieuwingen in het lager onderwijs een punt van grote zorg. Volgens mij worden onderwijsdiscussies gegijzeld door mensen die eigenlijk boos zijn over iets anders en hun onbehagen projecteren op onderwijs en een zelfgecreëerde karikatuur van onderwijsvernieuwing. Komt nog bij de rol van de pers, waarbij de samenleving een negatief beeld krijgt van het onderwijs en erg gemakkelijk mee gaat met de klagers, waarbij de positieve feiten over de vernieuwingen in het Surinaams onderwijs worden genegeerd. Omdat een goede discussie altijd begint op basis van feiten moet ik proberen de feiten op een rij te zetten. Maar, ook ik moet beseffen dat ik niet altijd even objectief ben in mijn verhaal, omdat ik de afgelopen jaren betrokken ben geweest bij dit project.
Wat zijn de uitgangpunten van Beip?
Beip staat voor het Basic education improvement programme, dat is een ingrijpende onderwijsvernieuwing in het Basis (primair) onderwijs die formeel sinds 2004 is ingezet door het Minov om het Kleuter Onderwijs (KO), het Gewoon Lager Onderwijs (GLO) en het Voortgezet Onderwijs Junioren (VOJ) te integreren en daarmee het percentage blijvenzitters en vroegtijdige schoolverlaters te reduceren. Ook zou met een dergelijke aanpak de breuklijnen tussen de verschillende schooltypes verdwijnen en de leerlijnen van de verschillende vakinhouden er logischer opvolgen. Het oorspronkelijk idee was een 11-jarige schooltype te introduceren ter vervanging van drie aparte types (KO,GLO en VOJ). De discussie is nu verlegd tot het alvast integreren van KO en GLO ( acht jaren). In een later stadium zal worden onderzocht hoe de bovenbouw eruit zou kunnen zien. Het project wordt mede gefinancierd door de Inter American Development Bank (IADB), maar de bank is geen eigenaar van het project. Het eigenaarschap (ownership) is in Surinaamse regie, al wordt de indruk gewekt dat dit ligt bij de IADB.
Wat is er tot nu toe allemaal bereikt?
Het Beip heeft een enorme hoeveelheid werk gegeneerd in termen van activiteiten rond documenten van deelvraagstukken, bouw en renovatie van scholen, institutionele versterking van Minov -afdelingen, trainingen, onderwijsinnovaties op scholen, curriculum beschrijvingen van de verschillende vakken, nieuw lesmateriaal, introduceren van lesmethoden, nieuwe werkvormen, zorgverbredingsinstrumenten naar leerlingen, nieuwe vormen van toetsen en beoordelen in onderwijs. Het Beip kent twee delen. In de periode 2004 – 2011 is het eerste deel afgerond en thans is het tweede deel aangevangen (2012 – 2016). Het eerste deel van het Beip project heeft een gedegen evaluatie gekregen. Men wekt de indruk alsof het een slechte evaluatie is voor het Beip -team. Niets is minder waar, het evaluatieverslag geeft juist aan dat het Minov veel heeft laten liggen. In de hoop dat we leren van de voorgaande jaren is Beip 1 voortgegaan in Beip 2. Er is onderhandeld met de condities van de IADB en het project kan voortgaan met accenten op implementatie van het nieuwe curriculum.
Wat zijn de problemen?
De problemen rond de onderwijsvernieuwingen voor het primair (lager onderwijs) kunnen we categoriseren rond een aantal aspecten: gebrek aan ownership van de politiek door gebrek aan implementatiecapaciteit van het Minov, gemis aan doordachte implementatiestrategieën, onvoldoende capaciteitsopbouw, slechte communicatie tussen Minov en projectorganisatie Beip en ten slotte de beeldvorming rond de programmanager van Beip. Ik bespreek deze cluster van problemen kort.
Gebrek aan ownership van de politiek
Het drama rond Beip heeft te maken met het gebrekkige politieke ownership van het project. De politiek had “ja” gezegd tegen deze zware onderwijsvernieuwing, maar in de praktijk bleek dat de politiek eigenlijk “nee” bedoelde. Er zijn ministers en directeuren gekomen en gegaan bij het Minov die geen raad wisten met het Beip programma. Men demonstreerde dit door uitspraken in de media, debatten in DNA, en de verdediging in de Raad van Ministers. Ondanks dit alles kon het Beip project voortgaan, maar opgezette tijden kwam er een tijdelijke crisis. De incompetentie was groot bij ministers en de directeuren om bij de politiek dit dossier te verdedigen in de DNA, de media en het onderwijsveld. Daardoor is er nooit iets gecorrigeerd en heeft het ontbroken aan een kritische massa om Beip c.q. IADB (als donor) als onderwijsvernieuwing bij te sturen.
Gebrek aan doordachte implementatiestrategieën
Vanaf de start is onvoldoende gekeken naar de implementatiestrategie van Beip. We hebben het over een grootschalige onderwijsvernieuwing in ingrepen in de structuur, inhoud en wijze van onderwijzen voor Surinaamse begrippen. Daarbij zijn heel veel actoren betrokken: staf en management van Minov, de onderwijsinspectie, bijzonder en particulier onderwijs, onderwijs binnenland, IOL, leerkrachten, ouders, schrijvers en uitgeverijen van onderwijsleermaterialen en –methoden.
Onvoldoende capaciteitsopbouw
Een groot punt van zorg was de capaciteitsopbouw die in de eerste fase van het programma zou moeten zijn geweest. Verschillende stafdiensten zouden meer betrokken moeten worden bij de werkzaamheden van Beip en de verbindingen naar de scholen. Pogingen zijn ondernomen voor institutionele versterking van stafdiensten en functionarissen, maar deze kregen onvoldoende de ondersteuning van de politiek en het management op het Minov. Er liggen verschillende plannen en rapporten voor de institutionele versterking in de Beip dossiers. Door het niet willen en niet kunnen van de Minov stafdiensten was men genoodzaakt consultants van buiten te contracteren met wisselende resultaten. Dit heeft vaker kwaad bloed gezet bij de locale specialisten op het ministerie en daarbuiten. Het projectprogramma Beip kende deadlines en duidelijke outputs en vaak moest worden gekozen voor specialisten van buiten. Dit heeft als nadeel dat de uitkomsten van activiteiten en output niet voldoende worden geaccepteerd door het praktijkveld.
Slechte communicatie tussen Minov en de projectorganisatie
Vanaf de start van het Beip project heeft het Minov de communicatie niet goed opgepakt. Verscheidene pogingen van de Beip program manager om praktische overlegstructuren te ontwikkelen zijn mislukt. En als die er waren hield het Minov zich niet aan gemaakte afspraken, waardoor er geen correcte invulling werd gegeven aan de ownership door het Minov. De projectmatige Beip opzet had geen enkele machtpositie, maar was slechts een tijdelijke hulpstructuur om het zware werk voor te bereiden en te monitoren. De verantwoordelijkheid van Beip ligt gewoon op het Minov en daar heeft men veel te weinig meegedaan. Als je een stok zoekt om te slaan dan ga die ook vinden. De discussie over een nieuwe taalmethode is een aspect van de gehele vernieuwing. Met overleg en een beter gestructureerde dialoog hadden we eruit moeten zijn gekomen.
Al geruime tijd heeft men het op het Minov aan de stok met de programmamanager van Beip en deze discussie is jaren bekend binnen de structuren van het Minov. Soms duidt het aan op jaloersheid dan wel persoonlijke aanvallen. De heer Kramp heeft ook zo zijn beperkingen, zoals we die allemaal hebben. Echter, het Beip programma was gebonden aan een duidelijk afgebakend programma van activiteiten met strakke procedures rond financiën, contracten, verslaglegging en verantwoordelijkheidsverhoudingen. De heer Kramp is alleen gebonden aan de bepalingen in zijn contract en wat in zijn TOR staat. Dit wordt heel stipt begeleid door de IDB. En, daarvoor heeft de Staat getekend via haar officiële vertegenwoordigers (ministerie van Financiën en ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling). De manuals en de beschreven procedures liggen er en de regels van het spel liggen zeer gedetailleerd vast. Na de eerste fase van het Beip -programma wordt toch weer gekozen door een sollicitatiecommissie op het Minov voor dr. A. Kramp. Er wordt ook niet aan de persoon verteld waarom en waar het fout gaat. Zijn werkzaamheden worden door de IADB goed bevonden. De schriftelijke complimenten van de IDB aan het einde van het eerste Beip project liegen er niet om. Veel documenten en correspondentie moeten in de Engelse taal en daar heeft Kramp een goede job verricht.
Concluderend
Vernieuwingen in onderwijs zijn over de hele wereld onderdeel van zware discussies. Daarbij is van belang je steeds af te vragen wie wat zegt en op basis waarvan men iets zegt of constateert? De documentatie rond het Beip project is enorm en je moet je erin willen verdiepen om er het fijne van te weten. Desalniettemin, doen we ook te weinig aan onderzoek (evidence-based) waarbij de gebruikers hun mening en hun gevoelens geven over hoe zij in de praktijk de onderwijsvernieuwing ervaren en beleven. In de rapportage van dergelijke onderzoeken kunnen vragen worden gesteld als: Waar en op welke manier vindt op scholen concrete implementatie plaats rond producten en processen rond het Beip? Wat vindt de onderwijsinspectie van de resultaten en op welke wijze zijn ze betrokken bij de vernieuwing? Wordt het onderwijs door de producten en processen van Beip beter en aantrekkelijker? Wat leveren de investeringen van Beip voor leerlingen, leerkrachten, schoolleiders, ouders en beleidsmakers? Is dit het gewenste resultaat? Een dergelijk rapportage geeft scholen daarmee de kans om hun positie te vergelijken met die van andere scholen. Graag zou je conclusies willen horen in de trant van: op meer dan negentig procent van de scholen, zo blijkt, is het management tevreden over het rendement van Beip -investeringen. 85% van de leerkrachten in het GLO zijn tevreden over de gevolgde trainingen. Deze positieve opvatting wordt ondersteund door steeds meer wetenschappelijk onderzoek. Het gaat daarbij vooral om de bijdrage van Beip aan de onderwijskwaliteit in Suriname. Maar, ook slechte en kritische zaken die worden genoemd moeten worden opgepakt en worden verbeterd. Alle kritiek moet opgevat worden als gratis advies. De politieke afrekening met dr. A. Kramp heeft plaatsgehad, dat is niet het hoofdprobleem. Het kon op een doorzichtige en fatsoenlijke manier. Echter, oordelen over inhoudelijke activiteiten van Beip is iets anders. De onderwijsvernieuwing moet voort. Dat de nieuwe minister mag interveniëren en een luisterend oor heeft voor de opmerkingen van het onderwijsveld is zijn verantwoordelijkheid. Best een verdedigbaar standpunt, maar laten we nu eens ophouden onderwijsvernieuwingen voor dit zoveelste politieke karretje te spannen. De politiek heeft het onderwijs overladen met ambities en wenselijkheden. We zien in de praktijk dat men deze ambities niet waar kan maken. Feitelijk hebben de onderwijsvernieuwingen nauwelijks iets te maken met het wanbestuur, het cultuurrelativisme, en de vermeende teloorgang van normen, waarden en gedeelde kennis in ons land. Het werk van de enthousiaste onderwijsvernieuwers wordt onderhand zwaar gefrustreerd en op jaren achterstand gezet door hard schreeuwende maar slecht geïnformeerde stemmingmakers.
Henry R. Ori

error: Kopiëren mag niet!