De pluralisering van Suriname ( deel 3 )

Het moet in 1975 geweest zijn toen ik als tweedejaarsstudent Niet-westerse Sociologie aan de Rijksuniversiteit Leiden colleges van Rudolf van Lier volgde. We spraken elkaar wel eens op de gang of in de kantine. Van Lier was nieuwsgierig naar de Surinaamse studenten en die belangstelling probeerde hij niet te verhullen. In mijn eerste jaar waren we met zeven studenten Niet-westerse Sociologie in Leiden, en dat was veel. De belangstelling was wederzijds. Niet alleen omdat Van Lier door ging voor een Surinaamse professor, maar ook omdat ik op de middelbare school zijn “Samenleving in een Grensgebied” had bestudeerd voor het examenvak sociologie.
De groepsvorming is echter geen vanzelfsprekende uitkomst. Het Caribisch gebied kent plurale samenlevingen zoals Suriname, maar ook praktisch mono-etnische samenlevingen als Jamaica, Haïti en Martinique. Deze landen hebben evenals Suriname een immigratie gekend van Brits-Indische contractanten, maar die immigranten zijn praktisch opgelost in de samenleving. Daarentegen vormen de nazaten van de Brits-Indische contractanten in Suriname een onderscheiden groep. Een soortgelijke ervaring kennen we ook in Nederland. Denk aan de Indische Nederlanders die vroeger nog aanwijsbaar waren in het straatbeeld, maar nu volledig geassimileerd lijken te zijn. Caribische Creolen volgen grotendeels dit assimilatiemodel, maar daartegenover staan Turken, Chinezen en Hindostanen die zich als groep apart blijven organiseren en zelfs hun culturele identiteit bewaken. Het is een intrigerende vraag hoe het komt dat de sociale uitkomst van integratie in een land of voor een groep verschillend kan uitpakken. Hoe te verklaren dat de ene groep etniseert en de andere assimileert? Dat is niet het onderwerp van deze lezing, maar het belang van etnisering hoop ik hiermee te hebben onderstreept.
Een kort woord over het kernconcept van deze lezing: etniciteit. De meest populaire omschrijving van dit begrip in de westerse wetenschapsbeoefening gaat terug op Max Weber die etniciteit omschreef als “those human groups that entertain a subjective belief in their common descent because of similarities of physical type or of customs or both, or because of memories of colonization and migration; this belief must be important for group formation; furthermore it does not matter whether an objective blood relationship exists”. Die gemeenschappelijke afstamming kan imaginair zijn of feitelijk, in elk geval moet het tot het groepsbesef behoren. Een iets andere formulering is afkomstig van de Amerikaanse antropoloog Clifford Geertz die liever spreekt van primordiale loyaliteiten. Deze banden hebben betrekking op een gemeenschappelijkheid in ras, taal, godsdienst en streek. Daarmee komen we dichterbij een definitie die vooral in het Caribisch gebied gangbaar is, namelijk de overeenkomst in ‘somatiek’. De vader van dit concept is niemand minder dan de Nederlandse antropoloog Harry Hoetink, die tijdens een studie naar partnerkeuzen in het Caribisch gebied tot de ontdekking kwam dat die keuzen vooral op basis van uiterlijke kenmerken plaatsvonden. Somatische normbeelden, zo noemde hij die beelden, zijn weliswaar ideale beelden, maar individuen hanteren die als feitelijke normen. In de koloniale Caribische samenleving kon men aan de hand van uiterlijkheden – met name de raciale menging en de huidtint – de sociaal-economische positie van potentiële partners inschatten. Maar belangrijker volgens Hoetink was de esthetische betekenis van het somatisch normbeeld. Dat leidt tot een selectie, ten gunste of ten nadeel van leden van de raciale groep en dus tot de bestendiging of vermenging van de etnische groep. Het begrip ras is in onbruik geraakt, ook in het Caribisch gebied, wat een Surinaamse antropoloog van Javaanse afkomst ertoe bracht om als alternatieve formulering te gebruiken: “mensen die lijken op mij”. In deze lezing laat ik me leiden door de gedachte dat zowel de gemeenschappelijke afstamming als het uiterlijk van belang is om de pluralisering van Suriname te begrijpen. Afkomst en somatiek zijn sterke bindende factoren geweest in het etniseringsproces.
Het is deze stelling waar ik het met u over wil hebben. Vanwege de grote verscheidenheid aan groepen zal ik de gemeenschapsvorming illustreren aan de hand van de Hindostaanse bevolkingsgroep. Deze keuze is gebaseerd op de ondertussen ergerlijke vanzelfsprekendheid, zowel binnen als buiten Suriname, om de geschiedschrijving of het sociaalwetenschappelijk onderzoek te baseren op het perspectief van de stad. De stad is historisch gezien Creools domein, eerst van de lichtgekleurde Creolen en later van het zwarte bevolkingsdeel. Dat heeft geleid tot een etnische dominantie van de Creoolse bevolkingsgroep, wat het perspectief op tal van ontwikkelingen heeft bepaald. Bijvoorbeeld op de geschiedschrijving over het koloniale verleden dat nog steeds gekenmerkt wordt door slachtofferschap. Of de buitenlandse betrekkingen die doordrenkt zijn van nationalistische retoriek. Om niet te spreken van de dominantie van het Negerengels in het openbare leven, de koloniale complexen die de Creoolse bevolkingsgroep nog steeds heeft en waarvan de assimilatie ideologie de meest hardnekkige is. Door deze etnische dominantie heeft de Creoolse gemeenschap het beeld van Suriname intern en extern in sterke mate bepaald. Om deze reden is de keuze voor de Hindostaanse groep meer dan voor de hand liggend. Het is een noodzakelijk tegenwicht waarmee andere facetten van de Surinaamse samenleving in beeld komen. ( wordt vervolgd op donderdag 20 december )
Ruben Gowricharn

error: Kopiëren mag niet!