Armoede en honger: hoofdoorzaken negatieve schoolprestaties

Uit het rapport ‘Onderwijsstatistieken, indicatoren en trends 2008 -2009’ van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (afdeling Onderzoek en Planning) en wel op blz. 54, staat dat het wetenschappelijk is bewezen dat de hersenen van een mens minder goed functioneren bij een lege maag. Er zijn nog teveel kinderen in Suriname die met een lege maag die lessen volgen, vooral in achterstandsgebieden. Dit heeft een directe impact op de schoolprestaties. Het beleid moet erop gericht zijn dat kinderen in kansarme gebieden continu worden voorzien van schoolvoeding. De media heeft onlangs ook vermeld dat de opgerichte Task Force Voorbereiding Onderwijsinnovatie een rapport heeft uitgebracht, dat oplossingsmodellen voor bepaalde onderwijsproblematieken op korte termijn aandraagt. Zo zal het ministerie per 01 oktober 2012 over tenminste 239 nieuwe leslokalen beschikken. Hiervoor is in eerste fase een bedrag uitgetrokken van SRD 114 miljoen.
Het Surinaamse onderwijs wordt heden ten dage geconfronteerd met een complex van oorzaken, die de beleidsmakers wel hebben zien groeien, doch waartegen geen adequate maatregelen tijdig zijn getroffen die antwoord zouden kunnen geven op de negatieve groeiende problemen.
Deze problemen en / of complex van oorzaken kunnen niet alle simultaan worden opgelost. Ook is het heel moeilijk om tegelijkertijd aandacht aan alle punten te besteden; naar gelang de omstandigheden, worden de behoeften (problemen) gewogen en naar belangrijkheid van de problemen wordt dan de prioriteit vastgesteld. Dit houdt in dat pas nadat er een totale inventarisatie van de voornaamste onderwijsproblematiek is gemaakt, deze naar prioriteit wordt gekwalificeerd. De realiteit vandaag de dag is evenwel dat geconstateerde armoede in sterke mate de schoolprestaties van de leerlingen negatief beïnvloedt; het hoge aantal leerlingen in een klas voor één en dezelfde leerkracht is ook nog een voorname prioriteit. De PTR (pupil teacher ratio) bedroeg voor het schooljaar 2008 – 2009 voor alle GLO-scholen landelijk gemiddeld 25. Van de 10 districten liggen 8 districten onder deze maatstaf, de twee districten Paramaribo en Wanica steken met respectievelijk 2 leerlingen en 5 leerlingen boven het algemeen gemiddelde van 25 leerlingen uit. Verder blijkt dat de PTR in alle leerjaren binnen het district zich concentreert rondom het algemeen gemiddelde van het desbetreffende district. Er zijn vele rapporten over de onderhavige onderwerpen uitgebracht, doch de achtereenvolgende toenmalige regeringen gaven geen prioriteit hieraan. Het had er veel van dat zij de bijdrage van het onderwijs in de totale ontwikkeling van ons land zwaar hebben onderschat. Het valt toe te juichen dat de huidige president het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling heeft gedepolitiseerd en concrete toezeggingen heeft gedaan en ook financiële middelen  heeft vrijgemaakt, teneinde de nodige faciliteiten te kunnen scheppen, welke uiteindelijk ertoe moeten leiden dat de schoolprestaties van de leerlingen adequaat kunnen worden verbeterd. En zoals eerder vermeld is het ministerie ook wel tot de conclusie gekomen dat de hersenen van een mens minder goed functioneren met een lege maag. Dit baart ernstige zorgen omdat gebleken is dat er nog teveel kinderen in Suriname zijn die met een lege maag de lessen volgen. Deze twee constateringen uit het rapport n.l. dat de hersenen niet goed functioneren op een lege maag ( armoede) en het feit dat er teveel kinderen met een lege maag de lessen volgen (prestatie), correleren heel duidelijk met de hoofdoorzaken van de negatieve schoolprestaties van de leerlingen. Het is dan ook logisch dat er voorzieningen getroffen moeten worden om te komen tot duurzame oplossingen voor het armoedevraagstuk op de scholen. Een globale oriëntatie vertelt dat in 8 districten de klassengrootte beneden 25 ligt. De districten Paramaribo en Wanica hebben echter een klassengemiddelde van meer dan 25 leerlingen en toch vertonen zij een beter resultaat dan de overige 8 districten. Zo te zien moeten de resultaten dus vanuit meerdere invalshoeken geanalyseerd worden. Het ministerie van Sociale Zaken en Volkhuisvesting is primair belast met het verlenen van materiële en immateriële  hulp aan sociaal-economische zwakkeren. Op dit ogenblik ontvangen ongeveer 17.000 behoeftigen, die tot de armste groepen  van ons land behoren, circa SRD 100 per maand. Daar de norm van het ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting strak wordt gehanteerd, komen vele arme gezinnen (huishoudens) niet in aanmerking voor deze financiële hulpverlening. Het is dan ook te begrijpen dat kinderen uit deze gezinnen (huishoudens) op lege maag de scholen frequenter verzuimen en lager presteren. Wanneer de regering daadwerkelijk en fundamenteel deze arme gezinnen c.q. kinderen wenst te helpen en het rendement van de schoolprestaties wil verhogen, dan moeten in deze fase de ministeries van Onderwijs en Volksontwikkeling, Sociale Zaken en Volskhuisvesting en Sport- en Jeugdzaken in gemeen overleg een cluster vormen. Deze ministeries zijn meestal betrokken bij de materiële en de immateriële  begeleiding van de gezinnen c.q. kinderen. Het is het bekijken waard om alle gezinnen die kinderen hebben die het VOJ bezoeken en in armoede leven dan wel in financiële problemen verkeren en een gezinsinkomsten hebben minder dan SRD 600 per maand tegemoet te komen met een extra tegemoetkoming van SRD 250  per maand. Het verstrekken van schoolmaaltijden zou eveneens tot één van de opties kunnen behoren. Op deze wijze wordt voorkomen dat een leerling met honger op school zit en aan de andere kant is het een stimulans om de school te bezoeken.
 
D.Girdhari

error: Kopiëren mag niet!