Het amnestievraagstuk

Er bestaat momenteel enorme commotie rond het amnestievraagstuk aangaande handelingen die gepleegd zijn in de periode 1980 – 1987 in Suriname. De spil in deze kwestie is de doding die in de nacht van 7 op 8 december 1982 in het Fort Zeelandia heeft plaatsgevonden. De Winti-gemeenschap begrijpt dat er bij de nabestaanden van de 15 slachtoffers vragen zijn over de dood van hun dierbaren. Voor hen zal dit smartelijk verlies heel pijnlijk zijn en steeds zullen er vragen daarover worden gesteld. Vragen die een antwoord behoeven. De kwestie 8 december 1982 is onomkeerbaar en Suriname zal daar steeds aan herinnerd worden. De nabestaanden – al worden de mogelijke verantwoordelijken gestraft of niet – zullen door het gemis de pijn blijvend voelen en daardoor verbitterd zijn. De mensen zullen zich afvragen wat er op die bewuste dag precies gebeurd is? En de schuld op en verantwoordelijkheid over het gebeuren zal vanuit een partijdige blik worden beoordeeld. Wat zien we gebeuren: er zijn groeperingen en/of organisaties die er genoegen in vinden om de commotie zwaar te voeden, zodat er maatschappelijke onrust ontstaat. Rivaliserende politieke groeperingen proberen om uit eigen gewin een wig te drijven tussen de nabestaanden en de verantwoordelijken van de doding en sommige religieuze organisaties kiezen meer voor een aardse oplossing door openlijk partij te kiezen. Volgens de Winti-leer heeft een ieder recht op begenadiging. Vandaar dat Winti boven partijen staat en pleit voor een gebalanceerde oplossing. De Winti-gemeenschap spreekt zich dan ook niet uit over de amnestiekwestie noch over schuldigen/onschuldigen. Partijen zullen een oplossing zonder polarisatie moeten willen. Alleen op deze manier zal er geen patstelling zijn. Het leven is namelijk het belangrijkste wat door Anana Keduaman Keduapon gegeven is. Niemand mag een ander het leven ontnemen, maar wat gebeurd is, is gebeurd. Niemand ontkomt aan de straf, zoals dat in de geest geregeld is. Of dat nu het lijden is van de nabestaanden, of het gewetensconflict waarmee de verantwoordelijken worstelen. Voor beide partijen is dat even ondraaglijk. De vraag rijst nu: wat is de meest voor de hand liggende en bevredigende oplossing voor hetgeen zich op 8 december 1982 heeft voorgedaan in Fort Zeelandia? Het blijven treuren en wrok hebben, het achter de tralies doen belanden van mogelijke verdachten, zal geen soelaas bieden. Dat groeperingen de commotie rond het amnestievraagstuk aangrijpen om zo maatschappelijke onrust te bewerkstelligen, is immoreel, onjuist en onverantwoordelijk. Dat is een menselijke manier om zichzelf, land en volk in grotere ellende te werpen. De mens moet kunnen loslaten en weten dat alles zich in de geest doet verantwoorden. Het met de vinger nawijzen, schelden, verwensen/vervloeken, het schreeuwen om gerechtigheid/bestraffing geeft niet alleen aan de verbittering in de mens, maar ook de gevoeligheid voor het kwade. Ook het willen ontlopen van verantwoordelijkheid is onjuist.  Naar de leer mogen geestelijken geen partij kiezen. Het bijvoorbeeld bidden voor de ene partij alleen, is bidden voor bestraffing/pijniging van de andere partij. Dat is geen afgewogen oplossing. Winti ziet als de meest voor de hand liggende oplossing: het bij elkaar brengen van de verantwoordelijken (de mensen die er dichtbij waren of van wie gedacht wordt dat die een hand hebben gehad in de doding) en de nabestaanden in een ‘mofo-komparsi’. In deze mofo-komparsi zullen de betrokkenen zich eerlijk moeten uitspreken en de wens te kennen geven open te staan voor een oplossing. Na de mofo-komparsi zal overgegaan worden tot de ‘yorka-komparsi’, waar in contact zal worden getreden met de yorka van de vijftien slachtoffers en met die van degenen die de opdracht tot executie hebben gegeven en/of uitgevoerd. Als dat gebeurd is, kan uit het resultaat de ‘puru-mofo’, ‘puru-fyofyo’, de rituele reiniging (‘smoko fu a skin, was’oso en wasi’) voortvloeien, met als sluitstuk de ‘banyaprei’ om de rust terug te brengen op zowel het menselijk als het geestelijk front. Dit alles zal ritueel begeleid moeten worden door een bonuman, die kennis heeft van de rituelen. Tevens zal deze bonuman door beide partijen gedragen moeten worden. Bij de yorka-komparsi zal zeker komen vast te staan wie schuldig was en wie de zaken probeert te verdraaien en waarom dat zo verlopen is. Door deze openheid zal gemoedsrust optreden en beide partijen zullen naar elkaar toe groeien.
  Juliën A. Zaalman

error: Kopiëren mag niet!