Woorden van de president

Wij zullen de regeringsleider, in elk geval voor de resterende regeerperiode 2015-2020, onvoorwaardelijk en blijvend moeten herinneren aan zijn uitspraak, gedaan tijdens zijn persconferentie op vrijdag 22 januari 2016: ‘gezaghebbende namen zullen de huidige crisis moeten oplossen’. De regeringsleider heeft daarbij niet benadrukt dat de namen van probleemoplossers slechts binnen de politieke contreien gezocht zullen worden. Voor herstel van het volksvertrouwen op zoek naar de mogelijkheden om uit het dal te klauteren waarin ons land en volk zich thans bevinden, zal optimaal gebruik gemaakt moeten worden van aanwezige en bewezen kennis en bekwaamheden van Surinaamse burgers. Wij zijn bekend met het vertrouwde verschijnsel dat aantredende regeringsleiders tijdens hun inaugurele redevoering met vuur in hun toespraak erop wijzen dat allen die willen en kunnen, volop in de gelegenheid gesteld zullen worden deel te nemen aan het ontwikkelingsproces ten behoeve van ons land. De traditionele afwijking daags daarna van deze herderlijke boodschap is ons inmiddels overbekend. Tot heden heeft het aan die oprechtheid jegens het Surinaamse volk elke regeringsleider ontbroken. Het is een der karakteristieken geweest van Surinaamse politieke machthebbers, dat alle vertrouwen gesteld werd in personen vallende binnen de kringen der bekenden, gelijkgestemden en gelijkgerichten. Kritisch ingestelde en oplettende burgers, die geen genoegen nemen met de middelmatigheid, komen geleidelijk aan steeds weer tot de conclusie dat de neuzen der uitverkorenen voor de politieke en hoge ambtelijke posites weliswaar in gelijke richting wijzen, doch de gedachten en opvattingen van betrokkenen toch hun eigen richting opgaan. Zij zijn aldus slechts nominaal lid van het regeer- of hoog ambtelijk gezelschap of van de parlementaire groep, waartoe zij behoren. Slaafse onderworpenheid aan de partijleider zorgt overigens ook ervoor dat veel capabele burgers van het land de actieve politiek op grond van hun gevoel van trots en eigenwaarde maar op afstand volgen. Coherentie en consistentie in het beleidsoptreden der achtereenvolgende regimes in ons land zijn in de ogen van de veeleisenden steeds zwak ontwikkelde aspecten geweest, terwijl alle bewijzen voorhanden waren dat de slagkracht van regeerders en capaciteiten van volksvertegenwoordigers gaandeweg verzwakten.
Professoren en dragers van de ware doctorsgraad in het parlement waren voorheen geen zeldzaamheden. Auteurs, onderzoekers en prominente wetenschappers als actief dienenden in de politiek waren ons niet onbekend. Degenen onder ons die hun hart verpand hebben aan onderzoek, die oorzaken en gevolgen der dingen trachten bloot te leggen, verwerpingen en tegenwerpingen op zakelijke gronden aan de openbaarheid prijsgeven, zullen ongetwijfeld diep ongelukkig zijn met de kwalitatieve achteruitgang die in onze maatschappij steeds duidelijker aan de dag treedt. Goed beschouwd zitten wij hier met een hopeloze ontwikkelingsparadox: terwijl steeds meer personen als afgestudeerden van hogere onderwijsinstellingen worden afgeleverd aan de maatschappij, vertoont diezelfde leefgemeenschap steeds meer zwakte op essentiële gebieden van het staatsleven. Er wordt nu aangedrongen op het weder aan de praat krijgen van de Sociaal Economische Raad (SER). President, aan u het welgemeende advies hieraan geen gevolg te geven. Immers, een reeds vele jaren geleden ingestelde Raad wordt anno 2016, na een lethargische slaap, weer van stal gehaald. Het probleem is in dit verband, dat een orgaan van dergelijk hoog niveau, met doel- en taakstelling, die vanwege het abstractieniveau van het werk slechts in algemene termen geformuleerd kunnen worden, geen historie, geen traditie, geen referentiekader en ook geen vertrouwenwekkende reputatie heeft opgebouwd. Een orgaan als de SER kan en mag nimmer een gelegenheid gebonden functioneringspraktijk hebben. Zij dient continu aanwezig te zijn op het domein van de analytische bestudering van sociaal-economische vraagstukken, die in reikwijdte zelfs grensoverschrijdend kunnen zijn. Wij moeten ons de dwaze situatie maar eens voorstellen dat het Algemeen Bureau voor de Statistiek tot leven komt op momenten die de beleidsmakers behagen, om daarna tijdelijk geen veldgericht onderzoek meer te doen. Elke functionele en instrumentele waarde zou deze organisatie alsdan komen te ontvallen. De Clad verkeert als controleorgaan ook in de omstandigheid dat zij als onderzoeker op oneigenlijke wijze wordt gebruikt door haar publieke betrokkenheid bij ‘schandalenonderzoek’, om daarna haar reguliere onderzoekpraktijk voort te zetten, waarvoor toch niemand verder enige belangstelling toont. Bruikbare controledocumenten en managementletters in het kader van fraude- en corruptiebestrijding verfstoffen in de archieven van de Clad. Hoe vaak zijn onze ‘anti-corruptiebriljanten’ op bezoek bij de Clad geweest voor inzicht- en beeldvorming over bepaalde onderzoeksresultaten? Wat de regeringsleider nu te doen staat is het samenstellen van een uiterst deskundig en zeer objectief team van kenners van macro-economische vraagstukken, die op grond van hun ruime praktijkervaring alleszins in staat zijn de monetaire autoriteiten op adequate wijze te ondersteunen in de probleemsignalering, de probleemanalyse, vooral ook in contextuele zin, en de mogelijkheden die nog voor handen liggen om het pad naar de nodige veranderingen en verbeteringen aan te wijzen. Niet slechts de academische graad verheft iemand tot dit bekwaamheidsniveau. Organen die op wetenschappelijk niveau met ingewikkelde beleidsvraagstukken willen omgaan, moeten door continuïteit in de taakverrichting het vermogen hebben ontwikkeld tot goed presteren. Overheidsbeleid heeft betrekking op steeds wisselende problemen en contexten. Eenmalige problemen vragen om nieuwe concepties, meneer de President. In elkaar grijpende beleidsvraagstukken vragen om kennis en ervaring op hoog abstractieniveau. Er wordt echter steeds weer geëxperimenteerd met beleid. De ingeslapen SER moet nu niet als de supernova aan onze hemelbol worden aangemerkt. Elk beleidsgebied heeft specifieke problemen, velen hebben hun samenhangende verbanden. Sectorale beleidsadviesraden van gewicht zijn daarom onmisbaar, die onbegrijpelijkerwijs toch ontbreken. In dit tijdsgewricht kan niet gewerkt worden met ministers die op zoek gaan naar spookambtenaren of naar logistieke vraagstukken op departementen. Wij willen deskundigen die beleid weten te ontwikkelen, al dan niet in groepsverband. En, president van Suriname, nationale beleidsontwikkeling en wetenschapsbeoefening zijn intussen wel een begrippenpaar geworden.
Stanley Westerborg
Organisatieanalist; imocons@yahoo/com

error: Kopiëren mag niet!