Wet Dierenwelzijn moet nu werken

De Wet Dierenwelzijn werd door de huidige regering aangenomen ongeveer een jaar terug. Daarmee werd invulling gegeven aan een wens van de dierenliefhebbers in Suriname. Deze wet stond hoog op de agenda van ook enkele religieuze organisaties en het getalm van de regering om deze wet voor te leggen aan DNA zorgde op den duur ook voor een ruzie in de regeringspartij. Het was mede aanleiding voor een DNA-lid om haar functie neer te leggen. Het was een initiatiefwet die onder leiding van de DNA-voorzitter zelf werd ingediend in het parlement in 2014. Deze wet die nu is aangenomen en afgekondigd moet nu beginnen te werken. Bij de ordening van de samenleving spelen wetten een zeer belangrijke rol. Wetgeving is het begin van de ordening en herinrichting van de samenleving, het is vaak ook een nieuw begin, maar nooit het einde. In de meeste ontwikkelde landen met een christelijke grondslag zijn de rechten van dieren behoorlijk opgeschoten. In veel ontwikkelingslanden – zoals Suriname – lijkt dit onderwerp eerder een luxe. Het niveau van de beleving van de dierenrechten is een indicatie van het niveau van de mensenrechten en het niveau van de sociale rechten, dus de positie van de kwetsbare burgers in de samenleving. De landen met een hoog niveau van de mensenrechten en de dierenrechten doen er alles aan om de welvaart in de samenleving op een zodanig niveau te houden dat beide rechten niet in gedrang komen. Er valt ook een koppeling te maken tussen de dierenrechten en de rechten van kinderen. De wet geeft aan dat dieren een mate van bewustzijn en gevoel hebben, net als mensen en maken feitelijk onderdeel uit van onze samenleving. Daarom is het belangrijk dat dieren op een respectvolle manier worden bejegend door mensen. Het besef dat ook aan dieren rechten toekomen en dat mensen de morele verplichting hebben ze te beschermen tegen menselijk handelen is overigens algemeen aanvaard in een geciviliseerde samenleving. De wet streeft naar dierenwelzijn. Welzijn wordt omschreven als een toestand van fysieke en psychische harmonie van het dier met zichzelf en met de omgeving. Gezondheid en alleszins normaal gedrag zijn in de regel aanwijzingen voor welzijn. Beide veronderstellen een soort specifiek verloop van levensverrichtingen, waarin ook het gedrag tot zijn recht komt.
Als ruggengraat in deze wet worden de vijf vrijheden van dieren gebruikt, zoals wereldwijd wordt erkend in de rationalisering van dierwelzijn. Dieren dienen vrij te zijn van dorst, honger en onjuiste voeding, fysiek en fysiologisch ongerief, pijn, verwondingen en ziektes, angst en chronische stress en om hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen. De wet betreft o.a. het toebrengen van pijn en letsel aan een dier, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter beschikking van zodanig doel toelaatbaar is. Dierenmishandeling omvat dus alle niet noodzakelijke handelingen en alle verwijtbare nalatigheden van mensen, waardoor dieren pijn aangedaan, letsel toegebracht, of ernstig in hun welzijn benadeeld worden. Volgens de wet valt onder dierenmishandeling in elk geval ook een dier arbeid doen verrichten welke kennelijk zijn krachten te boven gaat of waartoe het uit hoofde van zijn toestand ongeschikt is. Te denken valt bijvoorbeeld aan dieren die gebruik worden voor transport- en landbouwdoeleinden.
Andere vormen van juridisch erkende dierenmishandeling zijn onder andere: – dieren toetakelen of verminken; – huisdieren verwaarlozen (bijvoorbeeld door ondervoeding, of gebrek aan veterinaire zorg); – de staart of oren bij honden en paarden couperen. De wet legt een algemeen verbod op het doden van dieren, anders dan ten behoeve van de slacht. Het doden van dieren ten behoeve van de slacht vindt verder geen regeling in deze wet en is de Wet op Openbare slachthuizen, slachterijen en slagerijen van toepassing. De wet geeft voor een dier dat een onmiddellijk gevaar vormt voor mens en dier, dat het pas is toegestaan het dier te doden, indien er onmiddellijk gevaar dreigt. Op de tweede plaats indien het betreft de gezondheid van het dier zelf, nadat door de dierenarts zulks is vastgesteld. Voorkomen moet worden dat onder “het belang van het dier” toch dieren worden afgemaakt. Het is vanzelfsprekend dat dieren gedood mogen worden ter bestrijding van besmettelijke dierziektes en plagen. Te denken valt aan onder andere aan vogelgriep, varkenspest, mond en klauwzeer (MKZ), en Q-koorst. Deze dierziektes kunnen ook gevaarlijk zijn voor mensen wanneer mensen daarmee besmet raken.
Dieren kunnen eveneens gedood worden indien deze dieren in strijd met de wet zijn gefokt of voorhanden worden gehouden. Het betreft op de eerste plaats om dieren die gevaarlijk zijn voor de mens of voor andere dieren. Ingevolge de wet is het eveneens verboden deze gevaarlijke dieren te fokken of voorhanden te hebben. Het doden van deze dieren geschiedt echter op aanwijzing van de vervolgingsambtenaar. Daarbij kan eventueel in plaats van de dieren te doden deze dieren in een voor deze dieren geschikte omgeving worden opgevangen, eveneens op aanwijzing van de vervolgingsambtenaar. Aan het doden van dieren kunnen uit welzijnsoverwegingen eisen worden gesteld. Te denken valt bijvoorbeeld aan regels over de wijze waarop de dieren worden gedood en de plaats waar zulks mag geschieden en de voorzieningen die daarbij horen. Het besef in Suriname over dierenwelzijn en dierenleed heeft nog een lange weg te gaan, de wet waaruit wij hierboven citeerden is een heel goed begin.

error: Kopiëren mag niet!