Wantrouwen tegen bevolking en kader

Wanneer Suriname aan de vooravond van de 41ste onafhankelijkheid staat, dan ontdekken we dat we tot de landen in de regio behoren met de hoogste genoteerde inflatie. Verder merken we op dat we tot de landen zullen behoren die de grootste mate van inkrimping van de economie zullen hebben ervaren in 2016 en ook in het komende jaar. Er is een neiging bij de regering te constateren om steeds geld te lenen en niet te investeren in productie. We ontdekken verder een zeer terughoudende bedrijfsleven, dat nog steeds niet in staat is en ook niet bereid is om investeringen te plegen in het land. De grootste verliezer als we 41 jaar onafhankelijkheid vieren, is de werkende klasse in Suriname. Ook de ambtenaren zijn de grote verliezers. De lonen zijn onder deze regering gehalveerd. De loontrekkers ervaren meer armoede vergeleken met de periode toen de valutakoers voor de US dollar beneden de SRD 3.50 was. Bedrijven die goederen exporteren voor valuta, zijn nu in staat om voor de helft van de aanvankelijke salarislasten te produceren. Deze bedrijven behoren aan hun werknemers een loonsverhoging te geven. De verdienmogelijkheden in Suriname zijn enorm, maar we zien dat de Surinaamse ondernemers voornamelijk geïnteresseerd zijn de handel en import. Er wordt erover gesproken dat meer sectoren van de grond moeten komen zoals ICT, landbouw en toerisme. De vraag rijst wie in deze sectoren moet investeren. Nederland is een groot agrarisch land en is in staat om heel georganiseerd en gemechaniseerd te produceren. Dat geldt voor groente, fruit en de veeteelt. Waarom hebben Nederlandse boeren en agrarische bedrijven nooit hier in Suriname geïnvesteerd en werkgelegenheid gecreëerd? Er vinden nog steeds ondernemersmissies plaats tussen Suriname en Nederland, verder hebben we een Surinaamse diaspora, maar waarom investeren zij niet in Suriname? De situatie is onder het NF- als het huidige NDP-regime hetzelfde. De Wereldbank heeft recent zeer interessante opmerkingen gemaakt over investeringen in de agrarische. De cacao is een verkeerde sector, maar opvallend genoeg zou de palmolie-industrie ook economisch niet haalbaar zijn. Anders is het met de kokosindustrie. Suriname is niet in staat om een bereidheid aan de basis in voormalige agrarische gebieden om te produceren, daadwerkelijk om te zetten in geografisch geclusterde productie met schaalvoordelen en efficiëntie. Suriname kan middelgrote en grote landbouwbedrijven opzetten en exportmogelijkheden faciliteren, maar doet dat niet omdat daarmee ook politieke vijanden zouden worden geaccommodeerd. Verkiezingen gaan voorbij, maar de strijd en afgunst gaat 1 maal 24 uur door. Suriname is daarom niet in staat om gestructureerd en georganiseerd de landbouwproductie aan te pakken. Surinamers hebben voor een groot deel een landbouwachtergrond, maar de staat kan deze achtergrond en potentie niet omzetten in activiteiten, omdat ze ruzie heeft en haat koestert met een deel van deze mensen. In de toerismesector zien we nu dat enkele ondernemingen van plan zijn om iets te doen en de sector in een andere versnelling te gooien, maar de grote afwezige is de minister van TCT. Er is geen functionerende toerismeminister in Suriname. We merken dat onze jongeren een inclinatie hebben naar de ICT-sector. Op het middelbaar en hbo-niveau wordt ook kader gekweekt, en we merken dat hier ook alles afhangt van enkele kleine ondernemers. Aan de vooravond van 41 jaar onafhankelijkheid merken we dat de regerende coalitie nog steeds te maken heeft met een minderwaardigheidscomplex en een zwaar tekort aan kader. Er is bij het huidige in de top een zwaar wantrouwen tegenover het jongere geschoolde kader. We zien dat de regeringstop niet kiest voor vernieuwing en jong elan, maar blijft voortmodderen met oude adviseurs die niet meer zo helder zijn. Men besteed teveel tijd aan plannen die onrealistisch en onuitvoerbaar zijn. Sommigen van deze oude adviseurs kunnen geen onderscheid maken tussen de dictatoriale periode van de jaren ’80 en de ICT-periode in het nieuwe millennium. Aan de vooravond van 41 jaar Srefidensi merken we op dat er wantrouwen is tegenover het kader dat alle sectoren in het land kan aanpakken. Kader dat niet duidelijk in het eigen politieke huis voorkomt en bijvoorbeeld uit beroeps- of ethische overwegingen tot geen enkele politieke huis horen, worden geweerd. De verkeerde mensen met een strafblad en een corruptieverleden worden grif benoemd, maar men krijgt zware buikpijn wanneer men dat moet doen met kader dat decennialang loyaal is geweest aan de natie. Op het kabinet van de president hebben zich fossielen gehuisvest a la Mugabe met een dubbele agenda. Het is voor hen een plezier om net als de hogere macht over mensen te beschikken. Ze wanen zichzelf ook een kleine president met bijzondere discretionaire bevoegdheden, uiteraard krijgen ze de ruimte daartoe. Verder merken we op dat Suriname een superklein land is met maar iets meer dan een half miljoen mensen. Voor de inkomsten die de staat nu op dit moment heeft, moet het ruimschoots mogelijk zijn om een welvarend volkje ‘eropna te houden’. Het moet een schande zijn voor elke regering om zichzelf in de situatie te vinden dat men zo weinig mensen geen welzijn en welvaart kan bieden. Suriname heeft geen miljoenenbevolking. We merken aan de vooravond van deze Srefidensi dat Suriname vast zit en dat komt omdat het regime een deel van de bevolking en een deel van het bereidwillige kader buiten spel heeft gezet.

error: Kopiëren mag niet!