Vrijmetselarij

De Vrijmetselarij ontstond in de tijd van de kathedralenbouw. Metselaren, steenhouwers en timmerlieden woonden en werkten in bouwhutten naast kathedraal in aanbouw. Ze vormden een soort gildensysteem en leerling, gezel en meester waren gebonden aan geheimhoudingsplicht. De abt, opdrachtgever voor de bouw, gold als grootmeester en zorgde voor het loon. Om fraude te vermijden gaven de bouwlieden een wachtwoord bij de uitbetaling ervan. God, aan wie het bouwwerk is opgedragen, is de ‘Opperbouwmeester van het Heelal’. Aan de kathedralenbouw kwam van lieverlee een einde en in de loges werden ook ‘mannen van goede naam’ opgenomen. Gereedschappen en gebruiken van de werklieden werden tot symbolen en ‘ritualen’. In 1717 ontstond in Londen de eerste Grootloge die nu nog als een soort Vaticaan wordt beschouwd. Vanuit Engeland verspreidde de maçonnerie, beïnvloed door Oudheid, gnostiek, kabbalistiek en Verlichting zich over de rest van de wereld.
Beginselverklaring
‘Vrijmetselarij is de uit innerlijke drang geboren geestesrichting, welke zich openbaart in een voortdurend streven naar de ontwikkeling van al die eigenschappen van geest en gemoed, die de mens en de mensheid kunnen opvoeren naar hoger geestelijk en zedelijk peil. Zij vindt haar toepassing in de beoefening van de hoogste levenskunst’. Zo luidt het eerste artikel van de Beginselverklaring zoals weergegeven in de ‘Handleiding voor de Nederlandse Vrijmetselaar’.
Enkele decennia geleden mocht ik mij na een curieus inwijdingsritueel mengen tussen de gezellen, officieren, meesters, grootmeesters, opzieners, groot-opzieners en nog een stuk of twintig andere rangen en standen van loge De Drie Kolommen in hartje Rotterdam. Na ongeveer een half jaar hield ik het voor gezien. De loge bleek een gezellige mannenclub te zijn waarin dan ook over typische mannenzaken werd gesproken: Ajax, Feijenoord en Real Madrid met hun fameuze spelers en trainers; auto’s en motoren en niet te vergeten bijzonder sexy exemplaren van de andere kunne. Discussies over het geestelijk en zedelijk peil der mensheid of hoge levenskunst moet ik hebben gemist.
Kanon
De sessies van de Drie Kolommen begonnen ’s avonds om een uur of acht met een geanimeerd samenzijn aan de bar met niet zuinig geschonken jenever, whisky en bier. Daarop volgde tegen tien uur een copieus diner dat door obers werd opgediend en de loge bezat zelfs een sommelier voor de topwijnen. Wie zijn wijnbokaal, ook wel met ‘kanon’ aangeduid, na een slok per ongeluk niet-aangelijnd, dat wil zeggen naast een daarvoor bestemd kleed op tafel, terugzette moest opstaan om, als dat na de alcohol nog lukte, de disgenoten met een verhaaltje te vermaken.
Er waren ook sessies waarin een van de meesters een voordracht over een of ander onderwerp hield. Ik herinner me een ongemeen interessante voordracht over de heilzaamheid van het niet-consumeren van varkensvlees in de Joodse cultuur. Als aankomend vrijmetselaar werd ook ìk geacht een voordracht te houden voor de loge. Daartoe had ik een lezing voorbereid, zo ongeveer volgens het stramien van sommige van mijn stukjes in deze krant. Het concept ter fiattering opgestuurd aan de voorzittend grootmeester ontving ik retourbericht dat het voor het overgrote deel van de leden veel te hoog gegrepen was en dat het een voor iedereen te snappen verhaal moest zijn.
Werken aan jezelf
De taal van de Vrijmetselaars lijkt in veel opzichten op die waarmee bijvoorbeeld studentencorpora hun bestaan rechtvaardigen met warrige ideologie als werken aan jezelf (‘Ken Uzelve’), arbeiden aan het welzijn van de gemeenschap, handhaving van de wetten des lands, streven naar ontwikkeling van mensheid. Ze zijn gespecialiseerd in geheimzinnigdoenerij en herkennen elkaar aan hun insignes en zelfs aan hun handtekeningen-met-puntjes. Ze hebben de meest bizarre inwijdingsrituelen – ritualen noemen zij het – en graden en ze bedienen zich van een geheimtaal die de buitenwereld moet laten voelen dat zij heel wat mist.
Religie
Het kost moeite de gewichtigdoenerij van de Vrijmetselaars serieus te nemen. Het respect dat men in het algemeen koestert voor mensen die van hun geloof getuigen, is moeilijk op te brengen bij de seculiere religie die de maçonnerie vertegenwoordigt. De rituelen en symbolen die een godsdienst ontwikkelt mogen voor buitenstaanders betekenisloos zijn, maar voor gelovigen vertegenwoordigen ze een mysterie en dwingen daardoor toch respect af. De uitingen van de Vrijmetselaars daarentegen missen die uitwerking. Ze hanteren dezelfde soort geheimtaal maar zonder het achterliggende geloof. Ze stemmen eerder tot meewarigheid.
Lege huls
De verdediging van genootschappen als de Vrijmetselarij komt er meestal op neer dat je alleen kunt oordelen als je erin zit: een dooddoener die door de meeste grote-mensen-clubs wordt gehanteerd. De Vrijmetselarij in Nederland en elders beschikt over prachtige gebouwen die al even schitterend zijn ingericht. De outfit van de gezellen, de meesters en grootmeesters is al even indrukwekkend: rokkostuum, sjerp in de kleuren van de loge, zwarte lakschoenen en witte handschoenen, insignes en soms zelfs een zwaard – niet als wapen maar soms ten behoeve van de erehaag voor de gasten. Maar bij al dat uiterlijk vertoon steekt de inhoud uiterst mager af en dat is een understatement. De Vrijmetselarij hééft geen inhoud. Zij is vorm zonder inhoud. Een lege huls. Een oppervlakkig spel voor grote mannen zoals de Padvinderij dat is voor kleine mannen.
Anton van den Broek

error: Kopiëren mag niet!