Leven en dood

Drie jaar geleden – maart 2015 – overleed een goede vriendin. Ik had haar eerder beloofd iets te schrijven over mijn gedachten over dood en leven en die belofte kwam ik na – ongeveer twee weken voor haar overlijden. Het had haar veel troost gegeven, zei ze. De redactie van deze krant oordeelde het ook voor haar lezers een leerzame beschouwing.
Voor Ruth,
‘Ik zou nog een stukje voor je schrijven had ik beloofd. Het is eigenlijk voor-de-hand-liggend, maar het geeft je toch misschien een beetje troost. Niemand van alle mensen die nu op aarde leven zal er – op een enkele uitzondering na – over honderd jaar nog zijn. En niemand van hen was er – weer op een enkele uitzondering na – honderd jaar geleden. Leven en dood horen bij elkaar. Zonder het begrip ‘leven’ heeft het begrip ‘dood’ geen betekenis en omgekeerd. Maar, veel belangrijker: ook biologisch gesproken kan het leven niet bestaan zonder de dood. Niet alleen omdat de een zijn dood in de natuur vaak de ander zijn brood is (beetje flauw) maar – veel belangrijker – omdat de dood een voorwaarde is voor het leven. Als van een soort de individuen eeuwig zouden leven, zou die soort nooit veranderen en zich dus niet aanpassen aan de altijd veranderende omstandigheden. Die soort zou als soort snel uitsterven. Door zich steeds te vernieuwen (voort te planten) past elke soort zich aan de dan heersende omstandigheden aan en blijft dus voortbestaan. Wie zou overigens eeuwig willen leven? Je zou je op de duur behoorlijk gaan vervelen!
Nadat onze planeet zich als gloeiende gasbol losmaakte van de zon, zo’n vijf miljard (vijfduizend maal miljoen) jaar geleden koelde die planeet langzaam af en vormde een dun korstje. De bovenlaag van dat korstje verkruimelde langzaam en er ontstond leven (een heel gewoon proces dat vele keren afzonderlijk plaatsvond, ook vandaag nog) op onze en de andere planeten van de sterren van onze Melkweg en op de nog veel talrijker planeten van de sterren buiten onze Melkweg). De meeste mensen kunnen zich het ontstaan van dat leven niet voorstellen (en halen er meestal God bij) omdat het voor hen een zo onwaarschijnlijke stapeling van toeval is dat het onmogelijk lijkt. Maar een beetje mathematisch geschoolde evolutiebioloog kan het je gemakkelijk uitleggen. Eigenlijk kan je zeggen dat er helemaal geen ‘dode materie’ bestaat: alles bestaat uit elementen waarvan de deeltjes snel bewegen en met elkaar samenwerken!
In de kosmos geldt door de ongelooflijke tijd die beschikbaar is: ‘what can happen will happen’. Jij bent op een zeker moment ontstaan. Je had daar geen enkel recht op en het was niet te voorzien, maar toch gebeurde het. Alle omstandigheden waren aanwezig om jou te laten ontstaan en je daarvan na verloop van tijd bewust te worden. ‘What could happen happened’. En als er dan toch voldoende tijd beschikbaar is: waarom zou dat niet nóg een keer kunnen gebeuren. En daarna nóg een keer. Dat hoeft helemaal niet op planeet Aarde, maar het kan evengoed op een van de andere planeten in onze kosmos waarvan de omstandigheden een beetje overeenkomen! Of misschien in een van de parallelle kosmossen die volgens sommigen bestaan. Belangrijk is het ook te begrijpen dat de tijd relatief is (zoals Albert E. ons leerde). Tijd zonder iets of iemand die de tijd waarnemen bestaat niet of heeft in elk geval geen betekenis. Je wordt niet ouder in de loop van de tijd, maar het ouder worden IS de tijd! Als je dood bent is miljoen jaar bij wijze van spreken even lang als een seconde! Heel goed mogelijk dus dat je al na een seconde herboren wordt!
Wij leven in een ‘meso-wereld’ met afmetingen en tijdsspannen die op onze maat zijn afgestemd. Dat maakt het voor de meeste mensen ondoenlijk zich andere dimensies in ruimte en tijd voor te stellen. Maar toch zijn die er en ze zijn gedetailleerd en onweerlegbaar beschreven door de quantum-mechanica en de algemene relativiteitstheorie (maar dat is heel apart verhaal).
Gezien mijn leeftijd moet ook ik het naderende einde onder ogen zien. Ik ben niet jaloers op jongeren die nog een heel leven voor zich hebben. ‘Toen jij nog morsdood was, was ik al springlevend’ grap ik soms tegen hen. We zijn bang voor de dood omdat we denken dat dat het einde van alles is en daarom hebben we God (of Allah, of Shiva) en het Hiernamaals als een soort troost uitgevonden. Maar dat zijn alleen maar speculaties, zoals ook de Oosterse wijsbegeerte, dat is. Realistischer is de pure ratio van de evolutiebiologie. ‘What can happen will happen’. Grote kans dat jij herboren gaat worden. Mogelijk niet op Gaia, Moeder Aarde, maar misschien elders in de kosmos op een planeet die net als onze Aarde zuurstof en vloeibaar water heeft. Hopelijk zijn de wezens daar een stuk verder geëvolueerd dan onze tijdgenoten en vooral wijzer geworden en heeft men daar iets bereikt wat een klein beetje lijkt op het Paradijs ! Is dat niet een troostvolle gedachte?
Vraag van Ruth: ‘Wat je je nog wel kunt afvragen is: wat van jou blijft er dan in de
tussentijd over, wat weer geboren gaat worden?
Antwoord: De materie waaruit wij bestaan is er altijd geweest. Zij is
niet ‘geschapen’. Zij is er altijd geweest en zal er altijd zijn.
Zij kan niet verdwijnen. Niets verdwijnt. Alles was er altijd.
Onze lichamen zijn ‘transportmiddelen’ voor de genen, de
erfelijke eenheden, die ook niet teniet gaan. Wij hebben genen van
onze twee ouders, van onze vier grootouders, van onze acht
overgrootouders, van onze zestien over-overgrootouders en zo voorts.
Wij zijn dus, als je maar ver genoeg teruggaat, allemaal verwanten van elkaar.
Die genen en die individuen komen dus altijd terug, maar in wisselende
combinaties van genen. Jij kunt dus misschien
terugkomen in een mooi en welvarend land op een verre
planeet van een verre ster in een ver melkwegstelsel. Want mogelijk is
er toch zoiets als een kosmische vooruitgang in de evolutie van het
heelal, zoals er ook vaak een toenemende complexiteit is in organismen
ofschoon het idee van ‘vooruitgang’ de meeste evolutiebiologen met argwaan vervult (zie alleen al de botheid van het islamitisch fundamentalisme). ‘Wat er van jou blijft’ zou je dan ook misschien anders moeten formuleren. ‘Jou’ blijft wel. Maar in een nieuwe en misschien heel mooie configuratie.
Wat ik schrijf, Ruth, zijn natuurlijk niet meer dan mijn eigen gedachten en ideeën over het hoe en waarom van het ‘Al’. Niemand op aarde weet de werkelijke reden van het bestaan van de kosmos en ons bestaan daarin – als dat al een reden heeft. Gelovigen evenmin als ongelovigen en wetenschappers evenmin als niet-wetenschappers. Misschien zijn de menselijke intelligentie en rationaliteit alleen maar toevallige en evolutionair ontstane bewustzijnsvormen van een paar honderdduizend jaar oud. Het is maar de vraag of aan het ruim dertien miljard jaar oude universum wel een rationaliteit ten grondslag ligt en als dit zo is dan is de vervolgvraag of die rationaliteit überhaupt ontsloten kan worden door die nog maar zo jonge menselijke rationaliteit.
Anton

error: Kopiëren mag niet!