Tien vingers

Aan elke hand hebben we vijf vingers. Aan twee handen tien. Door dat biologische feit hebben we ons tientallig rekeningstelsel. Hadden we 12 vingers of 8 vingers dan hadden we vermoedelijk een twaalftallig of achttallig stelsel gehad. Als zij daartoe in staat waren zouden apen misschien een twintigtallig rekeningstelsel hebben want met hun tenen kunnen ze bijna evenveel als met hun vingers.
Appels
Bij elk van onze vingers kunnen we een stapeltje van iets denken, bijvoorbeeld appels. Bij de linkerpink één appel, bij linker ringvinger twee appels enzovoorts tot aan de rechter ringvinger. Daar negen appels. Voor elk van die groepjes appels is een teken bedacht: 1, 2, 3 tot en met 9. Het zijn symbolen voor hoeveelheden. Ook voor de rechterpink hadden we een symbool kunnen verzinnen (en apen voor de kleine teen van de rechtervoet) maar we namen voor het tiende stapeltje appels het symbool van één appel gevolgd door een rondje: een nul. Tweedimensionaal symmetrisch aan alle kanten. We hadden ook voor elf, twaalf, dertien en nog veel meer stapeltjes symbolen kunnen verzinnen, maar ook dat deden we niet. Evenmin zijn we verder gegaan met de Romeinse aanduiding van hoeveelheden: I, II, III, IV enzovoorts. Weliswaar werd die wat eenvoudiger door vijftig L te noemen, honderd C en duizend M, maar het jaartal 1999 werd evengoed geschreven als MCMXCIX. Ga daar maar eens mee vermenigvuldigen, delen of worteltrekken!
Nul
Door de vondst van het tientallig systeem, met na de negen een 1 met een 0, dat wij nu vanzelfsprekend vinden, konden we getallen zo weergeven dat er op eenvoudige en effectieve manier mee kan worden gerekend. De raadselachtige nul, die geen enkel getal vertegenwoordigt, vormt het sluitstuk van deze wonderlijke uitvinding. Zij maakt de complexe wiskunde mogelijk. Van tellen tot rekenen, van kansberekening tot het bepalen van de banen van de zon en de planeten, de getijden van de oceanen en het gedrag van de atomen en elektronen. Fysici noemen de effectiviteit van de wiskunde voor hun vakgebied soms onredelijk groot: alsof Neil Amstrong, toen hij als eerste voet op de maan zette, in het maanstof de voetstappen van Jules Verne ontwaarde!
Behalve in de rekenkunde wordt met het begrip nul sedert jaar en dag in het spraakgebruik ook wel het niets, de leegte, het vacuüm, de afwezigheid van iets aangeduid. Daarbij gaat het meestal niet om helemaal niets maar om ‘verwaarloosbare’ hoeveelheden. Nul procent alcohol staat op de blikjes alcoholvrij bier, maar er zit natuurlijk altijd een heel klein beetje C2H6O in. De ruimte buiten de dampkring bevat nul procent materie en is dus leeg, maar dat betekent niet helemaal leeg. Er zweven in de kosmische of intergalactische ruimte altijd nog enkele waterstofatomen per kubieke centimeter (in een kubieke centimeter ingeademde lucht zitten er 1019) en de ruimte bevat waterstofplasma, neutrino’s en misschien ‘donkere materie’. Zelfs homeopatische oplossingen bevatten nog wel enkele in beginsel werkzame bestanddelen, maar vrijwel altijd in zodanige verdunning dat van echte geneeskrachtige werking, anders dan door middel van suggestie, geen sprake kan zijn. Ze hebben dan ook behalve geen werking gelukkig ook geen bijwerkingen.
Meten
Door de ontwikkelingen in de techniek is het tegenwoordig mogelijk zeer kleine hoeveelheden te meten, waardoor het vrijwel onmogelijk is geworden te spreken van iets dat absoluut leeg is. Honderd jaar geleden was een duizendste, een promille, zo ongeveer de kleinste rekeneenheid. Later kregen we het ppm (parts per million), nog later het ppb (parts per billion) en tenslotte het ppt (parts per trillion) en het einde is nog niet in zicht.
De nieuwe meettechniek waarbij zeer kleine hoeveelheden van een bepaalde stof kunnen worden aangetoond, is speciaal door de milieubeweging aangegrepen om tal van tot dan toe volkomen onbekende vormen van milieuvervuiling aan de kaak te stellen. Een aantal decennia geleden had nog niemand van dioxine gehoord, maar door de voortschrijdende meettechniek, tot aan ppt’s toe, konden microscopisch kleine hoeveelheden dioxine in koemelk worden aangetoond en de milieubeweging schreeuwde moord en brand. Hetzelfde gold de hype van de zure regen in de jaren zeventig van de vorige eeuw (‘Regenwoud’, DS 14 januari 2017).
Fijnstof
Decennia geleden had evenmin iemand gehoord van fijnstof, laat staan van ultra-fijnstof en van de uitstoot van die substantie door schoorstenen van huizen en kolencentrales, automobielen, schepen en tractoren. Eeuwenlang was het steevast onderdeel van de lucht geweest door het maken van vuur voor verwarming en tal van andere doeleinden en niemand had er ook maar een seconde van wakker gelegen en niemand was er ziek van geworden. Wellicht hebben evolutionaire krachten mens en dier vanaf de oertijd resistent gemaakt tegen de gevolgen van inademing van rookdeeltjes. Tot er meetapparatuur kwam die de microgrammen fijnstof per kubieke meter kon meten. En ook hier kondigde mondiale milieulobby het einde van de wereld aan als dat fijnstof niet uit alle macht zou worden uitgebannen. Er zouden volgens de natuurvrienden al duizenden slachtoffers door het stof gevallen zijn, maar nog niet één geval is ooit aangetoond.
En zou de wereldwijde hype rond het klimaat (‘Klimaat’, DS 20 januari 2017) met zijn klimaatconferenties, sluiting van kolencentrales, horizonvervuiling door ontelbare malende windmolens, vliegtaxen en tientallen miljarden dollars aan nutteloze uitgaven ter voorkoming van de ‘opwarming van de aarde’ – er ooit zijn geweest zonder de uitvinding van meetapparatuur die in staat is om minuscule veranderingen van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer te meten? Maar stel dat fijnstof, asbest, dioxine, een zuur regenbuitje of een graadje hogere temperatuur op aarde, door draconische ingrepen, afgedwongen door wereldwijde wetgeving en dito handhaving ècht zouden kunnen worden uitgebannen. Dat we er daarnaast in zouden slagen alle schadelijke gevolgen van onze welvaart te elimineren: de verkeersdoden, de slachtoffers van tabak, drugs en alcohol en van zwaarlijvigheid en diabetes door de overvloed aan ongezond voedsel. En dat we daardoor de mondiale levensverwachting met een jaar of wat omhoog zouden kunnen brengen. In hoogontwikkelde landen bijvoorbeeld van ongeveer 80 naar 85. Zou voor al deze happy tachtigers dan het paradijs op aarde aanbreken ?
Tabletje
We zijn door de evolutie geprogrammeerd om een leeftijd van om en nabij de veertig jaar te bereiken. Dat was de maximale leeftijd in de Steentijd, waarin we ontstonden. Zouden die eerste mensen ongelukkig zijn geweest met de levensverwachting van toen? Maar door onze vooruitgang hebben we die leeftijd steeds verder opgerekt. Speciaal de medische wetenschap en de farmacie hebben daaraan grote bijdragen geleverd (waarom de kwakzalverij nog steeds supporten?). Kwalen die vroeger tot een voortijdige dood leidden zijn nu met een simpel tabletje te verhelpen.
Klok
Zoals aangestipt in het artikel ‘Eendagsvliegen’ in Dagblad Suriname van 24 november 2018 leven alle zoogdieren, gemeten naar de inwendige klok van bijvoorbeeld hun hartslag en ademhaling relatief even lang. Maar wij mensen halen door onze ‘neotenie’ ongeveer drie keer zo lang als elk ander zoogdier van onze lichaamsgrootte redelijkerwijs zou moeten leven, en de medische wetenschap heeft daar nog een flink aantal jaren aan toegevoegd. Door het inzetten van meetapparatuur die gewichtseenheden van fijnstof, fipronil, koolmonoxide of -dioxide van een microgram, een nanogram, een picogram of zelfs een femtogram (0,000.000.000.000.001gram) kan aantonen zouden we onze gemiddelde levensverwachting misschien met nóg een half jaar kunnen verlengen. Maar zouden veel tachtigers die hun leven al wel zo’n beetje ‘voltooid’ vinden daarop met smart zitten te wachten ?
Anton van den Broek

error: Kopiëren mag niet!