Suriname heeft verplichtingen tegenover asielzoekers

Een zaak die de aandacht trekt de laatste dagen is die van de Cubaanse asielzoekers. Er zijn Cubanen hier in Suriname via Guyana die een verzoek hebben gedaan bij het Surinaams Rode Kruis om uiteindelijk de status van vluchteling dan wel asielzoeker te verkrijgen. Het SRK zou een overeenkomst hebben met het VN Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen (UNHCR) ten aanzien van een bemiddelende rol. Maar uiteindelijk is het de Staat Suriname c.q. de regering in deze de president en/of de minister van Justitie en Politie die uiteindelijk beslissingen zal nemen ten aanzien van de status van deze personen. De Surinaamse regering is bij het nemen van deze beslissingen en het behandelen van verzoeken voor asiel soeverein, maar niet geheel vrij. De Staat Suriname is gebonden aan een aantal mensenrechtenverdragen en verdragen specifiek betrekking hebbende op asielzoekers en vluchtelingen. In het wereldnieuws hebben we de laatste maanden op dagbasis berichten gevolgd over de situaties van vluchtelingen en asielzoekers. Er zijn landen waar de burgers geen volledige burgerrechten hebben zoals bijvoorbeeld verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens of het VN Verdrag Burger- en Politieke Rechten (Bupo). In het bijzonder zijn er nog in bepaalde landen op de wereld zware beperkingen voor de burger wat betreft het recht van politieke participatie en initiatief, de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van de pers en de religieuze vrijheid. Burgers die deze beperkingen bevechten, worden aangevallen door de regeringen en vervolgd. Burgers in die landen kunnen op zo een wijze worden gevangen genomen, gefolterd of zelfs vermoord op informele wijze of via de voltrekking van de doodstraf. Uiteindelijk moeten deze burgers verhuizen in eigen land, zich schuilhouden of het land ontvluchten. Daardoor belandt men soms in landen waar men een visum of een ander verblijfsstatus nodig moet hebben, maar welke men niet heeft. Technisch bekeken zijn deze personen dus in het land waar ze aankomen, illegaal. De wetgeving in de meeste landen van de wereld geeft de bevoegdheid aan de overheid om illegalen uit te zetten, maar het internationaal recht heeft het uitzetten van vluchtelingen die vermoord of gemarteld zullen worden in hun land enigszins aan banden gelegd. Het denken over vluchtelingen en hun rechten in de landen waar ze terecht komen, kwam in een stroomversnelling in de jaren ’80 en ’90, maar het internationaal verdrag terzake is afkomstig uit de jaren ‘50. Onze wetgeving bleef niet bespaard van die invloeden van het internationaal recht. Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen of Vluchtelingenverdrag (Convention relating to the Status of Refugees) werd op 28 juli 1951 opgesteld tijdens een door de Verenigde Naties georganiseerde conventie. Het definieert wie in aanmerking komt voor de status van vluchteling en aan wie dus asiel moet worden verleend door het land waar een asielaanvraag gedaan wordt, en welke rechten aan de al dan niet als vluchteling erkende asielzoeker worden toegekend. Een in 1967 opgesteld protocol hoort bij het verdrag. Het verdrag (en protocol) is door vele staten ondertekend en geratificeerd. Het verdrag definieert wie een vluchteling is: elke persoon … die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren. Een asielaanvraag kan worden afgewezen indien duidelijk blijkt dat de aanvrager niet voldoet aan de criteria (dan is de aanvraag ongegrond), of als de asielzoeker (naar het oordeel van de ambtenaar) niet voldoende aannemelijk maakt aan die criteria te voldoen (en hij het ook niet kan bewijzen). Afwijzen kan ook omdat hij eerder aankwam in een ander veilig land, waar dan zijn aanvraag had moeten zijn ingediend en behandeld (veilig derde land- of land van eerste ontvangst-beginsel). De Vreemdelingenwet 1996 bepaalt dat het aan vreemdelingen toegestaan is voor onbepaalde tijd in Suriname te verblijven indien zij door de Juspol-minister als vluchteling zijn toegelaten. De wet bepaalt dat de vreemdelingen die afkomstig zijn van een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling kunnen worden toegelaten, onder verlening van een verblijfsvergunning. Verder zegt de wet dat aan een vreemdeling, die geen vluchteling is, moet nochtans een verblijfsvergunning worden verleend, indien van hem – gelet op de maatschappelijke en politieke situatie in het land waarvan hij afkomstig is en op zijn persoonlijke omstandigheden – in redelijkheid niet kan worden verlangd, dat hij naar dat land terugkeert. De Surinaamse wet laat het toe dat hangende de behandeling van een verzoek tot toelating als vluchteling, vreemdelingen in vreemdelingenbewaring worden genomen. De wet zegt dat een toelating als vluchteling wordt geacht te zijn geweigerd, wanneer het bevoegd gezag niet binnen zes maanden op een desbetreffend verzoek heeft beslist. Deze laatste is een heel onvriendelijke bepaling. De Surinaamse regering heeft verplichtingen naar de asielzoekers en de internationale gemeenschap toe. De regering moet in de case van de Cubanen zich uitspreken over haar beleid in het algemeen en hoe ze deze zaak zal aanpakken. Suriname is partij bij zowel het verdrag als bij het protocol.

error: Kopiëren mag niet!